90. Wie van de Egyptenaars zelf of van de vreemdelingen, zonder onderscheid, door een krokodil geroofd, of door de rivier zelf omgekomen gevonden wordt, — bij wier stad hij aan land geworpen is, deze moeten hem balsemen en op het schoonst versieren en begraven in de heilige graven; en niemand anders mag hem aanraken, noch van zijn verwanten, noch van zijn vrienden, doch de priesters zelven van de Nijl, daar het iets meer is dan een menschenlijk, begraven het met eigen hand.
91. Helleensche zeden aan te nemen, vermijden zij, en om in één woord alles te zeggen, ook de zeden van alle andere menschen, welke ook. De andere Egyptenaars nu, die houden zich daaraan, doch er is een groote stad Chemmis in het thebaansche gewest, dicht bij Neapolis. In die stad is een vierhoekige tempel van Perseus, den zoon van Danaë, en daar om heen groeien palmen. De voorhal van den tempel is van steen en zeer groot; daar bij staan twee groote steenen beelden. Binnen de ommuurde ruimte is het huis en daarin staat een beeld van Perseus. Die Chemmiten nu zeggen, dat Perseus dikwijls in hun land verschijnt, dikwijls ook in het heiligdom, en dat de sandaal, dien hij droeg, somtijds gevonden wordt ter lengte van twee ellen, en als deze verschijnt, is er overvloed in gansch Egypte. Dit nu verhalen zij, en het volgende doen zij op helleensche wijze voor Perseus. Zij houden kampspelen, die alle kampen bevatten, en geven als prijzen vee en mantels en huiden. Toen ik vroeg, waarom Perseus alleen bij hen verschijnt en waarom zij alleen onder de Egyptenaars kampspelen houden, zeiden zij, dat Perseus uit hun stad stamde, want dat Danaüs en Lynceus, die naar Hellas gevaren waren, uit Chemmis kwamen. En van dezen leidden zij dan verder het geslacht af en kwamen zoo op Perseus. En toen hij in