Naar inhoud springen

Pagina:Herodotus, Muzen I (vert. v.Deventer 1893).pdf/191

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

tamelijk zoet, en is rond en in grootte ongeveer als een appel. Er zijn ook nog andere leliën op rozen gelijkend, en dezen ook groeien in de rivier, en daarvan komt de vrucht in een anderen kelk, die naast den anderen uit den wortel schiet, en zij gelijkt het meest in vorm op een wespennest. Daarin zijn vele eetbare korrels, zoo groot als olijvenpitten, en deze worden zoowel versch als gedroogd gegeten. De byblus echter, die in dat jaar gegroeid is, trekken zij eerst uit het moeras, snijden dan het bovenste er van af en gebruiken dat voor andere dingen; doch wat onderaan overgebleven is, ongeveer een el lang, dat eten en verkoopen zij. En zij, die de byblus zeer aangenaam willen gebruiken, roosteren ze in een gloeienden pot en eten ze zoo. Enkelen van hen leven van de visschen alleen, die zij, wanneer zij ze gevangen hebben en de ingewanden weggenomen, in de zon droogen en dan droog opeten.

93. De trekvisschen komen in de rivieren niet zoozeer voor, doch leven meer in de meeren en doen het volgende: wanneer hen de drang tot paren bevangt, zwemmen zij in een school naar de zee. De mannetjes gaan vooruit en laten den hom vallen, en de wijfjes volgen, slikken hem op en worden er door bevrucht. Wanneer zij zwanger zijn geworden in de zee, zwemmen allen terug, ieder naar zijn gewone plaats. Dan echter voeren niet meer dezelfden aan, doch van de wijfjes is dan de aanvoering. En bij die aanvoering van de school doen zij het zelfde wat de mannetjes deden; want zij laten de eitjes vallen, telkens enkele korrels, en de mannetjes die volgen, slikken ze op. Doch deze korrels zijn visschen, en uit de overgeblevene en niet opgeslokte korrels ontstaan de visschen, die opgroeien. Die van hen, welke op den tocht naar zee gevangen worden, blijken aan de linker