Naar inhoud springen

Pagina:Herodotus, Muzen I (vert. v.Deventer 1893).pdf/196

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

wrekende verdelgde zij vele Egyptenaars door list. Want zij maakte een lang onderaardsch vertrek en wijdde dat in schijn, doch had anders in den zin; zij noodigde de Egyptenaars, die zij het meest mede schuldig aan den moord wist, en onthaalde hen, velen in getal, en daar zij feestten, liet zij de rivier tot hen in door een groot verborgen kanaal. Zooveel verhaalden zij over haar, behalve dat zij zich zelve, toen de daad verricht was, in een vertrek vol asch wierp om de wraak te ontgaan.

101. De andere koningen, want zij verhaalden geen zouden niets enkele belangrijke verrichting van hen, groots gedaan hebben, uitgenomen alleen de laatste van hen. Moeris.[1] Deze verrichtte eenige gedenkwaardige werken: de voorhal van den tempel van Hephaestus, die naar den noordewind gericht was, en hij groef een meer, welks omtrek, hoeveel stadiën die bedraagt, ik later zal aangeven, en hij bouwde daar pyramiden in, over wier grootte ik tegelijk met het meer zelf berichten zal. Deze dan verrichtte zoo vele werken, van de anderen niemand iets.

102. Dezen dus voorbijgaand zal ik van den na hen gekomen koning, die Sesostris heette, van dien zal ik melding maken. Deze was, zeiden de priesters, eerst met lange schepen van de Arabische golf uitgetrokken en had de langs de Roode zee wonende volken onderworpen, totdat hij, verder varende, in een door ondiepten niet meer bevaarbare zee gekomen was. Toen hij van daar teruggekeerd was naar Egypte, maakte hij, volgens het bericht der priesters, met een groot leger een veldtocht door het vaste land, en onderwierp ieder volk dat hij ontmoette. Waar hij nu een manhaftig volk vond, dat

  1. Deze naam komt op de monumenten niet voor.