Naar inhoud springen

Pagina:Herodotus, Muzen I (vert. v.Deventer 1893).pdf/197

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zich krachtig te weer stelde voor zijn vrijheid, bij dezen richtte hij zuilen op in het land, die met schrift zijn eigen naam aangaven en dien van zijn vaderland, en hoe hij hen door zijn macht onderworpen had; doch bij wie hij zonder strijd en gemakkelijk de steden innam, bij dezen schreef hij op de zuilen het zelfde als bij de dappere volken, en dan nog teekende hij schaamdeelen van een vrouw er bij, duidelijk willende maken, dat zij laf waren geweest.

103. Zoo doende trok hij door het vaste land, tot dat hij uit Azië naar Europa overstak en de Scythen onderwierp en de Thraciërs. Doch dit zijn de uitersten, dunkt mij, bij welke het Egyptische leger gekomen is. Want in hun land zijn de opgerichte zuilen te zien, doch verder dan deze niet meer. Daar wendde hij zich om en keerde terug en toen hij bij de rivier Phasis gekomen was, zoo kan ik van daar af niet met zekerheid zeggen of de koning Sesostris zelf een zeker deel van zijn leger afzonderde en als bewoners van dat land achterliet, of dat enkelen van zijn soldaten, ontevreden over den zwerftocht, bij de rivier Phasis achterbleven.

104. Want de Colchiërs zijn klaarblijkelijk Egyptenaars; en ik zeg dit, het zelf hebbende ingezien, vóór ik het van anderen hoorde. Daar ik er belang in stelde, vroeg ik er beiden naar, en de Colchiërs herinnerden zich meer van de Egyptenaars, dan de Egyptenaars van de Colchiërs. Toch beweerden de Egyptenaars, dat de Colchiërs van Sesostris' leger waren, en ik zelf heb het daaruit gegist, en dat zij zwart van huid en dat zij kroesharig zijn. En dit nu zegt niets, want er zijn ook anderen Doch hieruit heb ik meer afgeleid, dat de Colchiërs en de Egyptenaars en de Ethiopiërs de eenigen onder alle menschen zijn, die zich van oudsher de schaamdeelen