geloof, dat daarbij de landmeetkunde uitgevonden is en naar Hellas gekomen, want wat den zonnewijzer en den schaduwstift en de twaalf deelen van den dag aangaat, die hebben de Hellenen van de Babyloniërs geleerd.
110. Deze koning was ook de eenige van Egypte, die over Ethiopië geheerscht heeft[1]; en als gedenkteekenen liet hij twee steenen standbeelden achter, vóór den tempel van Hephaestus, ter grootte van dertig ellen, zich zelven en zijn vrouw; en zijn zoons, vier in getal, ieder van twintig ellen. En langen tijd daarna wilden de priester van Hephaestus niet veroorlooven, dat Darius de Pers daarvóór zijn beeld plaatste, en zij beweerden, dat door dezen niet zulke werken gedaan waren, als door Sesostris van Egypte. Want Sesostris had ook andere volken onderworpen, niet minder dan gene, en dan ook de Scythen, doch Darius had de Scythen niet kunnen veroveren. En niet dus was het billijk, dat deze zich zelven vóór den wijgeschenken van genen plaatste, terwijl hij hem niet met daden overtroffen had. Darius nu, zeggen zij, had hun deze bewering vergeven.
111. Na Sesostris' dood kwam het koninkrijk aan zijn zoon Phero[2]; deze ondernam geen enkelen veldtocht, en het overkwam hem blind te worden door de volgende zaak. Toen de rivier zeer hoog gestegen was, wel achttien ellen, en de velden overstroomde, toen stak een storm op en de rivier werd in golven bewogen. Deze koning nu, verhalen zij, in overmoed geraakt, nam een