Naar inhoud springen

Pagina:Herodotus, Muzen I (vert. v.Deventer 1893).pdf/203

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

pel, genaamd van de vreemde Aphrodite. Ik gis, dat deze de tempel is van Helena. Tyndareus' dochter, en daar ik het verhaal gehoord heb, hoe Helena bij Proteus heeft geleefd, en dan ook wijl hij den bijnaam van de vreemde Aphrodite heeft. Want zoovele andere tempels er van Aphrodite zijn, worden zij geenszins met den naam van de vreemde genoemd.

113. De priesters zeiden mij op mijn vragen, dat het met Helena aldus was gegaan: Alexander had Helena uit Sparta geroofd en was op den terugtocht naar huis. Doch toen hij in de Aegeesche zee was gekomen, dreven tegenwinden hem van zijn weg naar de Egyptische zee, en van daar (want de storm hield niet op) kwam hij in Egypte en wel in den thans den canobischen geheeten mond van de Nijl en in Taricheae. Op het strand stond, evenals ook nu, een tempel van Heracles, en indien een slaaf van wien der menschen ook daarin vlucht en de heilige teekens op zich laat drukken, dan geeft hij zich zelf aan den god, en niemand mag hem aanraken. Dit gebruik bestaat nog altijd op de zelfde wijze van oudsher tot op mijn tijd. Eenige van Alexanders dienaren nu, het gebruik van dien tempel vernomen hebbend, liepen weg, zetten zich als smeekelingen van den god ter neder en beschuldigden Alexander, daar zij hem benadeelen wilden, terwijl zij de gansche zaak verhaalden, hoe het was met Helena en het aan Menelaüs gepleegde onrecht. Zij richtten deze beschuldiging aan de priesters en aan den wachter van dien Nijl-mond, wiens naam Thonis was.

114. Thonis, dit gehoord hebbend, zendt ten spoedigste een boodschap naar Proteus te Memphis, dit zeggende: „een vreemdeling is hier gekomen, een Teucriër van geslacht, die in Hellas een goddelooze daad verricht heeft; want hij heeft de vrouw van zijn gastheer verleid,