Naar inhoud springen

Pagina:Herodotus, Muzen I (vert. v.Deventer 1893).pdf/206

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

[Ook in de Odyssea[1] maakt hij er melding van in deze woorden:

Zulke kruiden bezat, zoo kunstig gevonden, zoo heilzaam
Helena, daar Polydamna, Thon's vrouw, ze haar gaf in Egypte.
Waar ontelbare kruiden de voedende aarde omhoog brengt;
Kruiden, heilzaam vaak, doch vaak ten verderve ook voerend.

En ook dit andere zegt Menelaüs tot Telemachus[2]:

Want in Egypte weerhielden, hoezeer ik naar huis ook verlangde.
Mij de goôn, daar ik niet hekatomben, volmaakt, hun gebracht had, — [3]]

in deze verzen geeft hij te kennen, dat hij den zwerftocht van Alexander naar Egypte kende; want Syrië grenst aan Egypte, en de Phoeniciërs, van wie Sidon is, wonen in Syrië.

117. Uit deze verzen nu en het volgende is het niet een weinig, maar zeer duidelijk, dat de Cyprische gedichten[4]

  1. Od. IV. 227.
  2. Od. IV. 352.
  3. Deze citaten uit de Odyssee hebben betrekking op den zwerftocht van Menelaüs met Helena, en bewijzen niet, dat Alexander in Egypte zou zijn geweest. Daar nu H. verder alleen de Ilias gebruikt, zijn de andere citaten waarschijnlijk later ingeschoven. (Stein).
  4. De Cyprische gedichten behandelden den trojaanschen oorlog vóór de twist tusschen Achilles en Agamemnon. Door Aristoteles en lateren werd aangenomen, dat zij niet van Homerus waren.