tingen van de eerste ging, want ook deze hebben wij gemeten. Want er zijn daar geen vertrekken in onder de aarde, noch gaat een kanaal van de Nijl naar haar heen, gelijk er een naar de eerste stroomt, want daar gaat het water door een kunstmatige bedding en stroomt van binnen om een eiland, waarin men zegt, dat Cheops zelf ligt. Doch hij maakte den onderbouw van bonten ethiopischen steen, en bouwde haar in grootte veertig voeten beneden de andere, terwijl zij dicht bij de groote staat. Zij staan beiden op den zelfden heuvel, die ongeveer honderd voet hoog is. En Chephren regeerde, zeiden zij, zes en vijftig jaar.
128. Deze jaren dus zijn honderd en zes te samen gerekend, waarin de Egyptenaars de grootste ellende uitstonden en de tempels, even zoolang gesloten, niet geopend werden. Hen beiden willen de Egyptenaars uit haat niet gaarne noemen, doch zelfs de pyramiden heeten zij naar den herder Philitius, die in dien tijd zijn beesten in diezelfde streken wijdde.
129. Na hem was koning van Egypte, verhaalden zij. Mycerinus, de zoon van Cheops, wien de daden van zijn vader niet bevielen, doch die de tempels opende en het tot den uitersten nood gedrukte volk veroorloofde tot zijn bezigheden en de offers te gaan, en hun van alle koningen op de billijkste wijze recht sprak. Om die daad nu prijzen zij hem het meest van allen, zoovelen koningen van de Egyptenaars geweest zijn; want ook overigens oordeelde hij rechtvaardig, doch ook hem, die ontevreden was over een vonnis, gaf hij uit eigen middelen iets anders om zijn onwil te stillen. Terwijl nu Mycerinus zacht was tegen de burgers en zoozeer voor die dingen zorgde, kwam als eerste ramp over hem de dood van zijn dochter, die het eenige kind in