gen en ze allen door midden te houwen. Toen hij dat gezicht gezien had, zeide hij, dat het hem voorkwam alsof de goden hem dat plan getoond hadden, opdat hij zich aan de tempels vergrijpen zou en zich van de goden of van de menschen een ongeluk berokkenen; dat zou hij dus niet doen, doch daar de tijd toch verloopen was, in welken hij volgens het orakel over Egypte heerschen zou, zou hij het verlaten. Want toen hij in Ethiopië was, had het orakel, dat de Ethiopiërs vragen, hem gezegd, dat hij vijftig jaren koning van Egypte moest wezen. Toen nu die tijd verstreken was en het droomgezicht hem verschrikte, ging Sabacos uit eigen beweging uit Egypte.
140. Toen nu de Ethiopiër uit Egypte was weggegaan, heerschte de blinde weder, uit de moerassen teruggekomen, waar hij vijftig jaren gewoond had op een eiland uit asch en aarde opgehoopt; want zoo dikwijls de Egyptenaars, wien dit was opgedragen buiten weten van den Ethiopiër, hem eten kwamen brengen, verzocht hij hen als geschenk ook asch mede te brengen. Dit eiland kon niemand vinden vóór Amyrtaeus[1], doch gedurende meer dan zevenhonderd jaren konden zij het niet vinden, zoovelen er koning waren vóór Amyrtaeus. De naam van dat eiland is Elbo, en in grootte is het in alle richtingen tien stadiën.
141. Na dezen werd, zeiden zij, de priester van Hephaestus koning, die Sethon heette. Deze gaf niets om de krijgslieden van Egypte en minachtte hen, alsof hij hen gansch niet noodig had, en hij deed hun anderen smaad aan en ontnam hun ook de akkers, die hun onder de vroegere koningen toegewezen waren, twaalf morgen aan ieder. Later voerde Sanacharibus, de koning der Arabieren en Assyriërs, een groot leger tegen Egypte aan; toen
- ↑ Deze stond in 460 tegen de Perzen op.