Naar inhoud springen

Pagina:Herodotus, Muzen I (vert. v.Deventer 1893).pdf/228

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

aan koning Amasis vijftienduizend jaren. En de Egyptenaars beweren dat met zekerheid te weten, daar zij de jaren altijd tellen en altijd opteekenen. Van Dionysus nu, die uit Semele. Cadmus' dochter, heet gesproten te zijn, tot op mijn tijd is ongeveer zeshonderd en duizendjaren; van Heracles, den zoon van Alcinene, ongeveer negenhonderd jaren; van Pan, den zoon van Penelope (want uit haar en Hermes heet Pan bij de Hellenen gesproten te zijn), is het korter tijd dan van de Trojaansche zaken af, ongeveer achthonderd jaren tot op mijn tijd.

146. Wat nu deze beiden[1] aangaat, kan een ieder die overlevering volgen, die hem het meest geloofwaardig schijnt, ik nu heb mijn meening er over te kennen gegeven[2]. Want als ook zij in Hellas beroemd en oud waren geworden. Dionysus namelijk de zoon van Semele, en Pan, die van Penelope, evenals Heracles, de zoon van Amphitryo, dan zou men kunnen beweren, dat ook zij menschen waren geweest en de namen hadden gekregen van die goden, die reeds vóór hen bestaan hadden; doch nu zeggen de Hellenen, dat Zeus Dionysus terstond na diens geboorte in zijn heup genaaid heeft en naar Nysa bracht, dat boven Egypte in Ethiopië ligt, en over Pan weten zij niet te zeggen, waarheen hij ging na zijn geboorte. Mij is het daarom duidelijk, dat de Hellenen de namen van hun beiden later geleerd hebben dan die van de andere goden. En van dien tijd, dat zij ze geleerd hebben, van dien tijd rekenen zij hun geboorte af.

147. Dit nu zeggen de Egyptenaars zelf. Wat echter de andere menschen[3] en de Egyptenaars, met elkander

  1. Nl. Dionysus en Pan.
  2. Zie II. 43.
  3. Nl. Hellenen en Cariërs.