Naar inhoud springen

Pagina:Herodotus, Muzen I (vert. v.Deventer 1893).pdf/242

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

dat hij niet billijk deed, hem voedende, die hun aller en zijn grootste vijand was, gaf hij zoo dan Apriës aan de Egyptenaars. En dezen verstikten hem en begroeven hem daarna in het vaderlijke graf. Dit is in den tempel van Athenaia, dicht bij het binnenste, aan de linkerhand bij het inkomen. De Saïten begroeven alle koningen, die uit dat gewest waren gekomen, binnen in den tempel. Het grafteeken van Amasis evenwel is wat verder van het binnenste dan dat van Apriës en zijn voorvaders, maar toch is ook dit nog in den hof van den tempel, zijnde een groote gang van steen en versierd met zuilen, die palmboomen nabootsen, en met andere kostbare zaken. Binnen in den gang zijn twee deuren, en tusschen die deuren is de grafkamer.

170. Ook het graf van een, wiens naam noemende bij zulk een gelegenheid ik onvroom zou wezen,[1] is te Saïs in het heiligdom van Athenaia, achter den tempel, dat gansch de muur van Athenaia's heiligdom beslaat. En in den tempeltuin staan groote steenen obelisken, en een meer is daarbij met een steenen rand versierd en schoon in een kring afgewerkt, en in grootte, naar het mij scheen, gelijk aan het zoogenaamde radvormige meer in Delos.

171. Bij dat meer houden de Egyptenaars des nachts voorstellingen van zijn lijden, en die noemen de Egyptenaars mysteriën. Doch over die zaken, ofschoon ik meer weet, hoe het daarmede is, zwijge ik. Ook over het feest van Demeter, dat de Hellenen de Thesmophoriën noemen, ook daarover moge ik zwijgen, behalve zooveel ik in vroomheid kan verhalen. De dochters van Danaüs waren het, die dat feest uit Egypte aanbrachten en het leerden aan de Pelasgische vrouwen; daarna, toen de bevolking van geheel de Peloponnesus door de

  1. H. bedoelt Osiris.