Naar inhoud springen

Pagina:Herodotus, Muzen I (vert. v.Deventer 1893).pdf/248

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

en een verbond. En hij wilde zelfs van daar een vrouw huwen, het zij uit verlangen naar een helleensche vrouw, het zij ook, zonder dat, uit vriendschap voor de Cyrenaeërs. En hij huwde dan, sommigen zeggen de dochter van Battus, anderen echter van Arcesilaüs, weer anderen van Critobulus, een aanzienlijk man onder de burgers, en zij heette Ladice. Toen Amasis bij haar lag, was hij niet in staat haar te bekennen, de andere vrouwen echter besliep hij. En toen dit dikwijls geschiedde zeide Amasis tot deze vrouw, die Ladice heette: „o vrouw, geheel hebt ge mij betooverd, en ge zult geen middel vinden, dat ge niet den smadelijksten dood onder alle vrouwen sterft. " En Ladice, toen Amasis door haar ontkenning geenszins verzacht werd, beloofde in haar geest aan Aphrodite, indien Amasis in dezen nacht haar bekennen zou, — want dat was voor haar de eenige afwending van den ramp —, dan zou zij een beeld voor haar naar Cyrene zenden. Na die gelofte bekende Amasis haar terstond, en ook sinds dien tijd, zoo dikwijls hij kwam, bekende hij haar, en hij beminde haar daarna zeer. EnLadice kwam haar gelofte aan de godin na; want zij liet een beeld maken en zond dat naar Cyrene, dat nog in mijn tijd ongedeerd daar was, staande buiten de stad der Cyrenaeërs. En deze Ladice zond Cambyses, toen hij Egypte veroverd had en gehoord wie zij was, ongedeerd terug naar Cyrene.

182. Amasis wijdde ook wijgeschenken in Hellas; vooreerst in Cyrene een verguld beeld van Athenaia en zijn eigen beeltenis, in schildering afgebeeld, en dan ook aan de Athenaia in Lindus twee steenen beelden, en een linnen pantser, zeer bezienswaard, en in de derde plaats twee houten beelden van zich zelf, aan Hera te Samos, die nog in mijn tijd in den grooten tempel ston-