Pagina:Het Esperanto.pdf/13

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— 13 —

gen van moeilijkheid aan de doode talen, ook het Latijn, toegepast worden. En daarom zal nooit eene doode taal er in gelukken als algemeene aanveerd te worden. Daarenboven, indien eene doode taal, die voorkeur had, zou zij geheel en gansch moeten veranderd worden. De doode talen zijn immers het spraakmiddel van een al te lang vervlogen verleden, van eene samenleving geheel verschillend van de onze, en om die reden zouden zij onmogelijk in onze tegenwoordige noodwendigheden voorzien. Om daar te geraken, zou de uitverkorene taal in eene gansch nieuwe moeten herschapen worden.

Voor al die redenen, zal het niemand verwonderen, dat de geleerden, op wier diep gedachte leerstelsels wij aanspraak gemaakt hebben, niet ééne van de natuurlijke talen, levende of doode, voorstelden als bekwaam om het wederlandsche spraakmiddel, lingvo internacia, te worden.

Gevolgtrekkingen: 1° De wederlandsche taal zal moeten volstrekt onzijdig wezen.

2° Zij zal moeten den noodigen voorraad bezitten en plooibaar genoeg zijn, om alle hedendaagsche gedachten uit te drukken;

3° Zij zal moeten eenvoudig wezen en juist beredeneerd zijn, om zonder moeite en in korten tijd te kunnen geleerd en gekend worden.