Pagina:Het Esperanto.pdf/6

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— 6 —

Leibnitz, het vermaard Duitsche opperhoofd der optimistenschool,—om maar de beroemdsten onder de menigvuldige geleerden en denkers te noemen—hielden zich met dit vraagstuk bezig. Zij namen zoo duidelijke grondstelsels aan, dat deze iederen keer terug moeten gevonden worden, wanneer een juist en echt onderzoek nopens de zaak waarvoor wij spreken, zal gedaan worden.

Leibnitz immers schreef in dezer voege: «Het is het groot getal woorden niet, maar het klein getal enkelvoudige stamwoorden, en het gemak om juiste verbindingen er mede te doen ontstaan, die de maten zijn van den rijkdom eener taal.»

Het getal dergenen, die naar eene wereldtaal gezocht hebben is zoo groot, dat meer dan 150 stelsels—of ten minste voorstellen, als oplossingen der vraag aanzien—tot nu toe werden voorgedragen.

Het is dus klaar genoeg te zien, dat het belangrijk vraagstuk eener wereldtaal van gisteren niet is, aangezien gedurende verscheidene eeuwen zoovele geleerden getracht hebben het op te lossen. En toch, op heden voor velen is het iets nieuws, een zonderling gedacht, dat schijnt alles omver te werpen, om den overouden toestand te veranderen; sommigen beweren het zelfs een gevaarlijk gedacht dat uit voorzichtigheid niet mag verdedigd worden.

Het uitspreken alleen van het woord «wereldtaal» eene taal, die door alle volkeren, bevriend of vijand, christen of heiden, wild of beschaafd zou gesproken worden, is genoeg om zich moedwillig bloot te stellen aan beschimping, spotternij, hekelende tegenzegging, ja zelfs aan wreede vervolging.