OVER DEN OUDERDOM VAN HET SCHAAKSPEL.
Af en toe duiken verhalen op over den ouderdom van het schaakspel, welke meer getuigenis afleggen van de verbeeldingskracht van den zegsman, dan van een nuchtere beoordeeling der feiten.
In het American Chess Bulletin vinden wij nu weer vermeld, dat een oude wandschildering, opgegraven te Sakkara, Koning Teta schaakspelend voorstelt. Deze vorst heerschte omstreeks 4000 jaar vóór Christus over Mizraim Van Arabië, Perzië, Hindustan en Chinakan het schaakspel (naar dien zegsman) terugvervolgd worden tot oud-Egypte.
Alvorens de geschiedkundige speculaties in het Amerikaansche blad verder te vervolgen, slaan wij de 8ste uitgave van den Bilguer erop na.
In het historisch overzicht, bewerkt door den bekenden problemist J. Kohtz, heet het al op de eerste bladzijde, dat de gegevens omtrent het bestaan van het schaakspel in Oud-Egypte uiterst twijfelachtig zijn. Reeds de oorspronkelijke bewerker van het Handbuch, v. d. Lassa, toonde aan, dat de oud-Egyptische plastische en geschilderde voorstellingen van personen, die aan een bordspel bezig zijn, geenerlei bewijs opleveren, dat zij juist aan het schaakspelen zijn. Van de borden is namelijk niets anders dan de rand te zien. De indeeling der velden moet dus slechts vermoed worden. De figuren, die dicht opeen staan, zijn volgens V. d. Linde, van gelijke grootte en geven dus weinig steun aan de stelling, dat hier schaak gespeeld wordt.
Wij zullen de uitvoerige beschouwing in het Handbuch niet in bijzonderheden volgen. Genoeg zij te vermelden, dat de kritiek op de beweerde ontdekkingen van verschillende zijden omtrent vermeende bewijzen van het bestaan van het schaakspel vele tientallen eeuwen voor onze jaartelling, al die verhalen naar het rijk der fantasie verwijzen, althans hun den rang van bewijzen ontzeggen.
Het Handbuch komt dan tot de gevolgtrekking, dat de oudst bekende positieve berichten omtrent ons schaakspel aantoonen, dat het in de 7e eeuw na Christus in Voor-Indië een algemeen bekend spel moet zijn geweest. En hier gaat het dan nog om den voorlooper van het moderne schaakspel, het Tschaturanga. Uit dit Sanskriet-woord is later in Perzië Tschatrang en in Arabië Schatrandsch ontstaan, en vervolgens tot ons gekomen.
Uit het feit, dat het schaakspel in de 7e eeuw algemeen bekend was, af te leiden, dat het toen al vele eeuwen bestaan moest hebben, staat gelijk met uit het veelvuldig voorkomen van telefoontoestellen in 1922 te concludeeren, dat de telefoon al vele eeuwen oud moet zijn.
Uit nog bestaande geschriften weten wij dus, dat in de 7de eeuw het schaakspel in zijn oude gedaante bekend was. Zelfs weten wij, dat zekere Arabier Said ibn Dschubair, (gestorven 714) al een baas in het blindspelen was.
Maar met al die wetenschap, waarmee het droge feitenmateriaal uitgeput moge zijn, en die ons geen van alle betrouwbare gegevens verstrekken omtrent het ontstaan van het schaakspel, is de zaak inderdaad nog niet uit.
Wij moeten wel is waar erkennen, dat de hardnekkige pogingen om eenig oud-Egyptisch of oud-Grleksch bordspel te vereenzelvigen met het schaakspel, of iets wat er een direct genetisch verband mee houdt, geen resultaat hebben opgeleverd, maar ietwat anders staat de zaak ervoor ten aanzien van het Chineesche „schaakspel”. Hierbij hebben wij alleen maar een „kleine moeilijkheid” te overwinnen of liever op zij te zetten, namelijk het vraagstuk of dit spel inderdaad iets met ons schaakspel gemeen heeft. Wij zullen, indien wij dit willen aannemen, moeten heenstappen over verschillen als:
„het schaakbord der Chineezen is anders dan het onze;
middendoor loopt een breede „stroom", die niet door alle figuren mag worden overschreden;
de opstelling der stukken is anders;
de beweging der stukken is anders;
de stukken staan op de hoeken in plaats van het midden der velden” (Handbuch).
Vrijwel de eenige overeenstemming is de zeer kenschetsende gang der paarden in het Chineesche spel en in het onze.
Wil men hieruit en uit eenige andere verre verwantschap met den geschiedvorscher Prof. D. W. Fiske concludeeren tot een gemeenschappelijken stamvader, dan komen de speculatieve „geschiedkundigen” een heel eind. Want hoe oud het Chineesche schaakspel is, weten wij alweer niet en als wij ijverig doorfantaseeren, komen wij wel ten tijde van Koning Teta van Mizraim.
En dan kunnen wij weer aanknoopen bij de bloemrijke ontboezemingen in het Am. Ch. Bull., waarvan een passage te mooi is om het onzen lezers te onthouden. Wij vertalen:
„Ik geloof, dat theoretisch (sic!) de bewering staande kan worden gehouden, dat het schaakspel een van de overleveringen is, door het nageslacht overgenomen van het in vergetelheid geraakte „Atlantis”, welks tinnen en torens onder de oceaan bedolven liggen”.
Deze hypothese, die een raadselachtige oorsprong op een nog mysterieuser volk doet neerkomen, wordt opgeworpen, omdat
„Er waren bliksemafleiders op Salomons tempel; Egypte beweert de stoommachine te hebben gekend; betonwerk bereikte een hoogen trap van volmaking onder keizer Augustus. Waarvandaan komt de kunst en de beschaving van die oude volken, wier geschiedenis zich in het nevelachtig verleden verliest?”.
Antwoord zie boven.
Wie zal nu nog de bewering staande houden, dat het schaakspel reeds in het hof van Eden bekend was? Er is „voldoenden grond” tot die meening in het feit, dat Adam zooveel vrijen tijd had, dat hij zoo iets als het schaakspel moest hebben om met vrouwlief den dag door te brengen. Reden waarom de Engel Caïssa uit den hemel nederdaalde om ons aller stamouders het schaakspel te brengen, dat beoefend wordt tot op dezen dag.
SCHAAKWEDSTRIJDEN BANDOENG.
De kerstwedstrijden, op touw gezet door de actieve Bandoengsche Schaakclub, hebben volgens den berichtgever van de Pr. Bode, een geanimeerd verloop gehad.
In de hoofdklasse heeft men te kampen gehad met grooten tegenslag door het verhinderd zijn van den Heer Baay, die wegens ziekte niet kon komen. Ontegenzeggelijk heeft de hoofdschotel van den wedstrijd hierdoor aan belang sterk ingeboet. Ten slotte traden 5 inplaats van 6 corypheeën in het perk, die na levendigen strijd het volgende resultaat behaalden: Bleykmans en Mr. Bonman 1 en 2 met 3 uit 4. Daar Bouman tegen Bleykmans verloren had, was Bleykmans volgens het stelsel Sonneborn Berger nummer 1 en Bouman 2. Pape werd nummer 3 met 2½ punt, Gouwentak nummer 4 met 1 punt en Ritman (die zeer onfortuinlijk speelde) nummer 5 met ½ punt.
In de hoofdklasse B is nog geen beslissing. Wij zullen eenige partijen van den hoofdgroep in deze rubriek opnemen.