Pagina:Het kruis.djvu/4

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
2
SIGBJORN OBSTFELDER.

kerk, Een grauw-grijze gevel in schaduw, een donkergroen grasveld en wat boomen. Daarin een standbeeld, vreemd, op 't eerste gezicht brutaalmodern, vloekend tegen de evenwichtigheid van bezonken traditie. Een smalle rechte zuil en daarboven op een kleine kop, met scherpe trekken in den grilligen lichtval van een schuinsch-schijnende zon — een antiek masker met een daarop verstijfden grijns. Dichterbij is het gezicht rustiger, weemoediger, zachter vooral — met oogen groot van zoekend zinnen, en een neus, smal en fijn met zwakke groeven van stil-knagende smart. In eenzaamheid omhoog-geheven op het lange, slanke voetstuk, staat het beeld van Obstfelder tegen den achtergrond van in kleur en lijn verstilde, eeuwenoude schoone devotie.

En uitgetreden uit de eerbiedige stilte van het leege, wijde domgebouw, waar romaansche ernst en gothische dweepzucht tegelijk zich hebben trachten te uiten, maar dat toch in hoofdzaak den stempel draagt van Noorsche stugheid en onverzettelijkheid, zien we het beeld weer staan tegen het ijle kleurenbeweeg van het zonbeschenen marktplein. De ernstig-strakke oogen staren nu ver weg over de schreeuwerige drukte van de