Naar inhoud springen

Pagina:Hildebrand, Camera obscura (6e druk 1864).pdf/237

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

GERRIT WITSE.


Studenten-angst.


De goede stad Leiden heeft binnen den omtrek van hare deels nog staande, deels tot wandelingen geslechte wallen, twee territoriale schoonheden, die men niet genoeg roemen kan, te weten, de Breêstraat, welke naar aanwijzen van oude oirkonden en van de adressen van brieven van alle tijden, vroeger Breedestraat moet geheeten hebben, en het Rapenburg, door de ramp van 't jaar Zeven zoo befaamd, "leggende, volgens ORLERS, langs eene breede straete, een schoon breed water, met hooge en groote schoone lindeboomen ter wederzijden beplant ende besettet, onder denwelcken het in den zomer seer vermaeckelycken te wandelen is." Dit Rapenburg is aan beide zijden zeer net betimmerd, en men vindt er schoone huizen, die het vermogen en den kolossalen smaak onzer vaderen eer aandoen. Deze omstandigheid neemt echter niet weg dat er eenige zeer leelijke en zeer mismaakte gebouwen worden opgemerkt; onder welke vooral uitmunten 's rijks museum voor natuurlijke historie, de academische bibliotheek, en de hoogeschool zelve; want het lands- en stadsbestuur schijnen edelmoedig te hebben besloten, de verfraaiïng en opsiering der stad voortaan aan den smaak der respective inwoners over te laten, even als het gouvernement de belooning der menschenredders aan de Maatschappy tot Nut van 't Algemeen. Het laatstgenoemde gebouw, staande en gelegen op den hoek der Nonnensteeg, levert de niet onaardige vertooning op van een oud klooster, met moderne vensters, door eene nieuwmodische barrière afgesloten, en op welks dak zich eene mede niet onaardige verzameling van duivenhokken en peperbossen vertoont, die den hoogdravenden naam van toren en observatorium dragen. Indedaad wekt het bovenste gedeelte van het gebouw eene fiere gedachte aan den voortgang van kunsten en wetenschappen en de oneindige vorderingen van den menschelijken geest op, terwijl de dikke muren en gewelven daaronder de kuische nagedachtenis der Witte Nonnen in zegening houden. Welk eene in 't oog vallende omkeering bracht de loop der tijden hier te weeg! Ter zelfder plaatse waar de schuchtere nieuwelingen, bedeesd en op twee gedachten hinkende, voor het altaar traden, voor