Naar inhoud springen

Pagina:Hildebrand, Camera obscura (6e druk 1864).pdf/242

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

234

"Maakje geen illusie!" fluisterde de vleier hem in.

Met een schijnbaar hoogst kalm gelaat wachtte de geëxamineerde de uitspraak af. De decanus sprak verscheidene latijnsche volzinnen uit, maar hy hoorde ze zonder ze te verstaan; hy wachtte slechts op één woord; en dat woord kwam: summa cum laude.

"Heb ik het niet gezeid!" zei de vriend, die gezegd had dat hy zich geen illusies maken moest, als zy samen den trap afstormden, met vrij wat meer geweld dan zy dien waren opgestegen.

"Ik had er een heimelijke hoop op, zei de man die een fijne flesch verwed had, dat hy den tweeden zou hebben."

"Ik kan wel zien dat het goed afgeloopen is," zei de hospita toen de candidaat thuis kwam en de trappen op vloog, om zich te verkleeden en een brief aan zijn vader te schrijven. "Ik kan wel zien dat het goed afgeloopen is," zei ze tot den vriend, die beneden wachten bleef, om vervolgens hem in triomf naar de societeit te voeren; "ik heb de heele week al gedacht, menheer moet zeker een examen doen! — En meheer heit toch vast simma cum laudis?"

"Ja, juffrouw!" zei de ander, daar kon je wel zeker van zijn, ofschoon mijnheer er nooit heel gerust op was.""

"Nou, niet waar?" zei de juffrouw. 't Is een beste heer, en knap ook; maar weetje wat et is, hy het geen forducie op zijn zelvers; en as het dan teugen een examen loopt, dan kan die zoo melankerliek zijn; net as meheer POSSEL, die u zeker nog wel gekend het, dat kleintje, dat was ook zoo. As dat een examen doen most, ik en me man, we hebben menigmaal teugen mekaar gezeid, hy kan wel in een oortjens doossie; hy wist zijn dingen wel, daar niet van, maar de schrimpeljeuzigheid, weet u. Ik ben altijd maar blij as U by meheer komt, want hy is anders zoo'n vrolijk mensch, net as meheer ook; maar in die dagen is het dan onnoozel!"

De candidaat kwam beneden, en werd door de hospita "wel gefiliciteerd." Daarop toog het tweetal naar de societeit, en ook daar regende het gelukwenschen, want de candidaat was zeer bemind. Alleen werd zijne vreugd verbitterd door een paar jongelui die ook van een candidaats zwanger gingen, en hem vermoeiden met informatien hoe die en hoe die vroeg, en of ze dat weten wilden, en daar diep intraden; op alle welke vragen de candidaat niets anders andwoordde dan dat het hun mee zou vallen.

De candidaat tracteerde daarop zijn tafel op wijn, en na den eten kwam er een drowski voor, en reed de candidaat met een vriend en nog een vriend naar den Deyl (het was in february), en dronk daar thee; en 's avonds had de candidaat den vriend van het zweetkamertjen, en den vriend van den Deyl, en nog twee andere vrienden, en een kwart ankertjen cantemerle op zijn kamer, en zat men voor de opgeschoven vensterramen (het was nog altijd in february), vele cigaren te rooken en vele verhalen op te snijden; en des nachts om één ure sprongen er kurken van champagneflesschen, en zaten twee der vrienden hoogdeftig te redetwisten