Pagina:Jacob Daalder-Vogelkiekjes (1910).pdf/101

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

93

met de blankheid van der golven schuim, en waarvan het zachte blauw of het glimmend zwart der mantel- en vleugelvederen schakeeringen geeft te aanschouwen, die het den schilder zoo moeilijk maken, deze dieren natuurgetrouw weer te geven.

Hoe statig vliegen de zilver- en mantelmeeuwen over de groote watervlakte, waarvan de krullende golven aan de kust dikwijls het schuim opspatten! Slechts weinig beweging wordt gemaakt met de lange vleugels, die tot op de grootste wijdte uitgespreid zijn; af en toe worden ze flauw op en neer bewogen. Zoo vliegen ze dikwijls rond, kennelijk met het doel, zich te vermaken, en in cirkelvormige kringen zeilen ze om en langs elkander, nu eens rijzende, dan weer dalende.

Meermalen kan men dit op zomeravonden, wanneer de dag heet geweest is, aanschouwen, vooral wanneer een zacht gedreun in de verte een naderend onweer aankondigt. Hoe schoon steekt dan het wit af tegen den donkeren achtergrond! Tot zelfs ver in zee ontwaart men dan enkel witte stippen, die ook daar de aanwezigheid van exemplaren aanduiden.

Doch bij het zoeken naar voedsel vliegen deze meeuwen niet zoo hoog boven het watervlak. Dan wordt de groote kop met de scherpziende oogen beurtelings links en rechts bewogen, om te ontdekken, of zich iets opdoet, dat gading kan zijn. Plotseling worden de vleugels naar boven gestrekt, zoodat de einden slechts weinig van elkander verwijderd zijn, en met de pooten naar beneden gericht, schiet de vogel met kracht omlaag, en weldra is hij gedeeltelijk in schuim en water bedolven. Een levend vischje of een dood diertje, want erg kieskeurig