Pagina:Jacob Daalder-Vogelkiekjes (1910).pdf/106

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

98

het zich gewoonlijk aan de andere zijde van den boom, om zich aan het nieuwsgierig oog te onttrekken. Gedurig weer vliegt het naar beneden, om opnieuw naar boven te kruipen: zoo zie je me en zoo zie je me niet!

De Boomkruiper houdt van een groote huishouding. In het eenvoudige, uit boombastvezels vervaardigde nest, vindt men meermalen tot tien eieren, witachtig en bruin en grijs gestippeld en gevlekt. Dikwijls wordt er later nog een tweede nest gemaakt, doch dit bevat dan een een kleiner aantal eieren.

We groeten het rosbruine, witachtig en zwart gevlekte en gestreepte vogeltje, om nog even te zien naar dien Boomklever (Sitta europaea caesia Wolf), die ook Blauwspecht, Spechtmees en Plakspecht geheeten wordt. Hij is niet zoo algemeen als de Boomkruiper en komt meer in het Zuiden van het land voor, dan wel in de Noorddelijke provincies. We willen eerst even zijn nest bekijken. In deze boomspleet is het verborgen, en wanneer men na eenige draaiingen van het hoofd de blinkend witte eieren met de roode vlekjes, die op dorre blaadjes bijeen liggen, ziet, is men overtuigd, dat ze daar wel bewaard zijn. Het gaat niet de eieren even in de hand te nemen, want de spleet is, met uitzondering van een kleine opening, waardoor het vogeltje juist het lichaampje kan heenwringen, zoo stevig met kleiaarde dichtgemetseld, dat men die met de hand niet kan afbrokkelen.

Ziet ge wel, dat de Boomklever zich weer heel anders langs de stammen voortbeweegt, dan de Boomkruiper dit doet? Dikwijls kruipt hij naar beneden met den kop omlaag en verder in alle richtingen. Zoo kent men een vogel dikwijls uit bewegingen en gewoonten, evengoed