Pagina:Jacob Daalder-Vogelkiekjes (1910).pdf/113

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

105

laag over het water zien vliegen, ofschoon deze soort hier nimmer gebroed heeft. Wie weet, of ze nog niet eens het goede voorbeeld van de eidereend zal volgen.

De mannetjes van de Zwarte Zeeëend hebben een knobbel op den bovensnavel. De bek is zwart met een oranje vlek om de neusgaten. Ook is het mannetje te kennen aan het vederkleed, dat geheel glimmend zwart is, terwijl dat van wijfjes en nog jonge vogels meer bruin ziet met eene lichtere kleur op de onderdeelen.

De Zwarte Zeeëend is aanmerkelijk kleiner dan de Eidereend en meet wel 6 c.M. korter. Grooter is weer de Bruine Zeeëend (Oidemia fusca [L.]), die zoo ongeveer het midden houdt tusschen de beide eerder genoemde soorten. Ze is evenwel veel minder talrijk dan de Zwarte Zeeëenden en dadelijk te kennen aan hare witte vleugelspiegels, en aan een wit vlekje onder ieder oog. Zijn de pooten van de Zwarte Zeeëend bruinachtig grijs, die van de Bruine zijn bij de mannetjes hoogrood, bij de wijfjes meer bruinrood, doch bij alle zijn de zwemvliezen zwart. Maar ook de snavels verschillen, want die van de Bruine Zeeëend heeft oranje op de voorhelft en aan de zijranden.

Eenmaal heeft men een jong eendje gevonden, en men dacht dat het een kuiken van Oidemia fusca moest zijn. Men verheugde er zich reeds op, dat ook deze vogelsoort op de naamlijst van Nederlandsche broedvogels geplaatst zou kunnen worden. Veel heeft men er over geschreven en gewreven, en het slot van het onderzoek is, dat men het niet onder een der duikereendensoorten heeft kunnen rangschikken, doch dat men waarschijnlijk met een jong tam eendje te doen gehad heeft. Jammer voor de wetenschap!