Pagina:Jacob Daalder-Vogelkiekjes (1910).pdf/132

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

124

nest bekijken. Zoodra hij iets verdachts hoort of ziet, laat hij zich van het slibhoopje onder water plompen, en men ziet hem niet meer.

De jongen verlaten spoedig het nest, en ze weten dan ook dadelijk uitstekend te zwemmen en te duiken. Hun pooten zijn daarvoor zeer geschikt door den zeer achterlijken stand en door de breede zwemlobben, waarmede de teenen omgeven zijn. Spoedig ook krijgen ze op de onderdeelen de glanzende, zijdeachtige vederen, die een kenmerk van de futen zijn.

De meeste futen nemen hun kinderen op den rug, wanneer er gevaar dreigt, om zoo onder te duiken. Van den Dodaars zag ik zulks nimmer en ook hoorde ik nooit, dat anderen het waargenomen hebben.

Vele Dodaars blijven ook des winters bij ons, doch ze krijgen het dan wel te kwaad, want ze kunnen nu eenmaal niet buiten water. Ten slotte moeten ze zich in een wak ophouden, waarin zij ook naar voedsel duiken, meermalen met het noodlottig gevolg van onder het ijs te geraken, en daar den verstikkingsdood te sterven. En hiermede werpen we een laatsten blik op het levendige tafereeltje, dat onmiddellijk verdwenen is, wanneer we ons op den dijk begeven. Als het denkbeeldig gevaar geweken is, komen de vogels wel weer te voorschijn.

Doch zie, aan den buitenkant van den dijk in zee zwemt een grootere vogel. Juist, dat is ook een fuut, maar die is zeer veel grooter dan het Hagelzakje. 't Is een voorwerp van de grootste soort, die bij ons voorkomt. In den natijd, en ook wel des winters, treft men meermalen exemplaren aan de kust aan; in het voor-