Pagina:Jacob Daalder-Vogelkiekjes (1910).pdf/144

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

136

schien wel, maar 't kan heel goed hetzelfde voorwerp wezen.

Zoo praat men over den Wachtelkoning, wanneer hij zich ophoudt in graanveld of grasland. Hooren kan je dan het geluid elken avond, maar den vogel bespieden in zijn liefdeleven, ho maar! Daar moet je knap voor wezen. Op de vleugels komt zoo'n vogel niet spoedig, en loopen door gras en graan doet hij zoo verbazend snel, dat hij zich in een paar minuten heel naar het andere einde van een groote vlakte begeeft. Hoe je hem nog het best kunt zien? Wanneer je in den zomer weet, dat een paar wachtels zich ophoudt in een hooiland, dan moet je bij het maaien op post zijn. De machine scheert het gras van het land in lange rechte strooken. De rechthoek, die nog gemaaid moet worden, is weldra maar enkele meters breed meer, en daarin houden de vogels zich op. Telkens verplaatsen de dieren zich naar de zijden van den rechthoek, doch deze wordt ten slotte zoo smal, dat de wachtels zich er niet meer veilig gevoelen. Plotseling schieten ze uit het smalle strookje gras, en met verbazend snelle passen, waarbij de voetbewegingen onmogelijk gevolgd kunnen worden, hollen ze over het afgemaaide gras naar een nog ongemaaid stuk land. Soms ook ziet men ze dan op de vleugels gaan.

Als men nu het geluk heeft gehad het nest van de vogels te vinden, en de maaier is dan zoo vriendelijk, een boschje gras daaromheen te laten staan, en zoo vriendelijk is wel elke maaier, dan kan men de wachtels bespieden. Men plaatst op 10 M. afstand, aan de zonzijde van het nest, een omgekeerde mand met een paar kijkgaatjes er in, en daaronder vindt men uitstekende dekking.