145
kleiner, dan die van den koet, meer roestkleurig van schaal en versierd met paarse en bruine vlekjes en stippen. De jonge waterhoenders verlaten dadelijk na de geboorte het nest en soms zwemmen de eerstuitgekomene al om het nest, terwijl de moeder nog bezig is de laatste eieren uit te broeden. De Waterhoenders telen sterk voort, want dikwijls volgt op zoo'n broedsel van 8 à 10 eieren nog een van 6 à 8. In sommige streken deelt men mede, dat elk der jongen van het eerste broedsel dan de zorg van een jonger broertje of zusje voor zijn rekening neemt, wat evenwel tot de aardige verzinseltjes gerekend mag worden. Wel waar is het, dat de oudste jongen zich ook nog weer bij de moeder voegen, wanneer het tweede troepje uit den dop gekomen is.
Meerkoeten en Waterhoenders beide komen veelvuldig bij ons voor en in alle meren en poelen en dikwijls ook in slooten kan men ze aantreffen.
XLIV.
Herfstgasten.
Pang! pang! Jawel, lichte maan. Dan moeten de ganzen het ontgelden. Ik bedoel de wilde landganzen, want de zeeganzen blijven stilletjes buiten in het ruime sop.
Bij dag zijn de landganzen niet gemakkelijk te naderen. Wel ziet men ze vliegen in troepen en ze lijken dan net beweeglijke wolken. Ook trekken ze wel in den bekenden V-vorm over den jager heen, maar zoo hoog,