Pagina:Jacob Daalder-Vogelkiekjes (1910).pdf/171

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

163

ling in donkerder en lichter bruin op rug en vleugels! 't Was een vogeltje, om het te laten opzetten! Zoo zou men toch blij kunnen zijn met een doode musch, als men maar niet weet, dat het er een is. En werkelijk is zoo'n diertje allerkeurigst, als men het maar op de keper beschouwt.

En toch, toen ik het goede mensch had medegedeeld, dat het een doodgewone musch was, hoorde ik: „is 't anders niet!" Toen was 't mooie er af. 't Vogeltje was te alledaagsch, te algemeen, en van laten opzetten was geen sprake meer. Had ik haar wijs gemaakt, dat het een zeldzaam diertje was voor ons land, afkomstig b.v. uit het Rotsgebergte, dan waren de kosten van prepareering gaarne betaald geworden. En nu: „een musch, is 't anders niet!"

Zoo wil men meermalen voor het schoone in eigen omgeving geen oog hebben, en betoont men zich offervaardig voor het dikwijls minder mooie uit den vreemde.

Ja, een musch is wel een algemeene verschijning!

Waar men ook komt, overal ziet men haar, en overal paart ze list en wantrouwen aan brutaliteit. Wel heeft ze hare verzamelplaatsen (denken we nog eens aan den musschenboom op het Rembrandtplein), maar op, bij en in alle huizen ziet men haar zoowel als op velden en wegen. Ze wipt hotels en keukens binnen, om er zich te voeden met de kruimpjes van den disch; ze hipt op de plaats, waar borden en schalen omgewasschen worden; ze maakt haar nest onder de pannen onzer daken, en zoo leeft ze bij en met ons. Waar menschen wonen, zijn musschen te vinden het geheele jaar door. Overal kan men haar gesjilp vernemen, hare vechtpar-