Pagina:Kautsky 1900 nl Economische Theorie Marx.djvu/115

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

101

arbeidstijd die het hun oplegt, als zij in den vorm van werkstakingen enz. het wagen te rebelleeren. "Men zou," zegt Marx, "een gansche geschiedenis kunnen schrijven van de uitvindingen sedert 1830, die louter als krijgsmiddelen van het kapitaal tegen muiterij van arbeiders in het leven traden." Daar echter elke verdere aanwending van de "hulpbronnen der wetenschap" in de industrie, d.w.z. de ontwikkeling der machinerie, een wenschenswaardige vooruitgang is, schijnt het als waren deze ondeugden den arbeiders speciaal verleend, opdat zij onvrijwillige bevorderaars van den vooruitgang zijn zouden. En zoo zien wij, hoe zich in de kapitalistische wereld alle dingen ten slotte ten goede wenden, zelfs de ondeugden der arbeiders.

 
5. De machine en de arbeidsmarkt.
 

De machine verdringt arbeiders, dit is een feit dat niet te ontkennen is, doch dat zeer onaangenaam is voor hen die in de bestaande voortbrengingswijze de beste aller werelden zien. Vandaar dat talrijke pogingen ondernomen werden om het onaangename feit te verhelen.

Zoo beweerde bijv. een reeks staathuishoudkundigen, dat alle machinerie die arbeiders verdringt, steeds noodzakelijkerwijs een overeenkomstig kapitaal vrijmaakt om dezen arbeiders werk te geven. Dit kapitaal zouden de levensmiddelen zijn die de arbeiders verteerd hadden als zij aan het werk gebleven waren! De levensmiddelen, heet het, worden door het ontslag der arbeiders vrijgemaakt en hebben de behoefte werk voor dezen te brengen, ten einde door hen verbruikt te worden.

De levensmiddelen die de arbeider koopt om ze te verbruiken, komen echter in werkelijkheid niet als kapitaal tot hem, doch als gewone waren, Wat als kapitaal tot hem komt, is het geld waarvoor hij zijn arbeidskracht verkoopt. Dit geld wordt door de invoering der machinerie niet vrijgemaakt, doch dient veeleer om haar aan te schaffen en wordt aldus vastgelegd. De invoering der machines maakt niet het geheele variabele kapitaal vrij, dat tot belooning diende van de arbeiders die zij verdringen, doch zet het ten minste voor een deel in constant kapitaal om. Invoering van nieuwe machinerie beteekent dus, als het aangewende kapitaal even hoog blijft, vermeerdering van het constante, vermindering van het variabele kapitaal.

Een voorbeeld moge dit veraanschouwelijken.

Een kapitalist wendt een kapitaal van 200.000 gulden aan, waarvan 100.000 gulden als variabel kapitaal dienen. Hij heeft 500 arbeiders aan het werk. Hij voert een machinerie in die het mogelijk maakt dezelfde hoeveelheid producten met 200 in plaats van met 500 arbeiders voort te brengen. De machine kost hem 50.000 gulden.

Vroeger wendde de kapitalist 100.000 gulden variabel en evenveel constant kapitaal aan. Thans wendt hij 150.000 gulden constant en slechts 40.000 gulden variabel kapitaal aan. Slechts 10.000 gulden zijn vrijgemaakt, doch zullen niet dienen om 300 arbeiders, doch—indien onder gelijke omstandigheden als de grootere som aangewend—om nauwelijks 10 arbeiders te werk te stellen. Want van de 10.000 gulden moeten immers in ronde cijfers 8000 gulden voor aanschaffing van