Pagina:Kautsky 1900 nl Economische Theorie Marx.djvu/78

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

64

In de rijen dezer onbeschermde, slechter gestelde arbeiderslagen is in latere jaren een krachtige beweging ontstaan, die steeds meer ook de beter gestelde arbeiders omvat en de geheele engelsche arbeidersbeweging beheerscht. Haar naastbijliggend doel is de wettelijke verkorting van den arbeidstijd tot acht uren en wel met toepassing der wetsbescherming niet slechts, gelijk tot dusver, op vrouwen en kinderen, maar ook op de mannen.

Natuurlijk worden tegen de nieuwe achturenbeweging dezelfde tegenwerpingen geopperd, die men voorheen tegen de tienurenbeweging aanwendde en die toen reeds volkomen onhoudbaar gebleken zijn. Van al de duistere voorspellingen der tegenstanders van den tienurigen normalen arbeidsdag is geen enkele in vervulling gegaan.

De gevolgen van den normalen arbeidsdag waren veeleer verrassend gunstig. De arbeidersklasse van Engeland is er feitelijk door van den ondergang gered en daarmee de engelsche industrie van vermoddering. Verre van de ontwikkeling der industrie te belemmeren, werd veeleer de invoering van de tienurenwet door een kolossalen, tot dusver ongehoorden opbloei der engelsche industrie gevolgd. De normale arbeidsdag is in het land van het Manchesterdom tot een nationale instelling geworden en niemand valt het meer in er aan te tornen. De fabrikanten zelfs, die met alle middelen eerst de invoering en toen de doorvoering van den normalen arbeidsdag bestreden hadden, zij verklaren hem nu trotsch voor een der grondslagen van het overwicht der engelsche industrie op die van het europeesche vasteland.

Het voorbeeld van Engeland en de ontwikkeling van het kapitalisme met zijn gevolgen op het vasteland hebben de noodzakelijkheid eener regeling van den arbeidstijd aangetoond, die dan ook, al naar de kracht der arbeidersbeweging en het inzicht der heerschende politieke partijen, d.w.z. het overschrijden van het bekrompen fabrikantenstandpunt, meer of minder is doorgevoerd.

De verstgaande arbeidswetgeving van het vasteland is beslist die van het republikeinsche Zwitserland. De bondswet van 23 Maart 1877, die de verschillende kantonale fabriekswetten verving—voorzoover deze tot dusver bestonden—stelt een elfurigen arbeidsdag voor alle in fabrieken werkzame arbeiders vast. Zij gaat verder dan de engelsche wet, die volwassen mannen niet beschermt; zij staat bij die wet ten achter, voorzoover zij het maximum van den arbeidstijd op 11, in plaats van op 10 uren vaststelt en de kleinere werkplaatsen en huisindustrie niet omvat.[1] Kinderen onder de 14 jaar mogen in fabrieken in het


  1. Met het oog op de noodzakelijkheid van de uitbreiding der arbeidswetgeving op de huisindustrie, worden hier de belangrijkste voorschriften daaromtrent van de bovenvermelde engelsche wet van 1878 weergegeven. Het heet daarin:
    "Waar personen te huis arbeid verrichten, dat is in een particulier huis, kamer of ruimte, die, hoewel als woning dienend, wegens de daarin plaats vindende arbeidsverrichting als fabriek of werkplaats onder deze wet valt, en waarin noch stoom, noch water, noch eenige andere mechanische kracht tot ondersteuning van het productieproces aangewend wordt, en waarin de te werk gestelde personen uitsluitend leden van het aldaar wonend gezin zijn, daar zullen de voorafgaande bepalingen der wet met betrekking tot het te werk stellen van kinderen, jeugdige personen en vrouwen geene toepassing vinden en in de plaats daarvan de volgende regelen in acht genomen moeten worden."—Na deze omschrijving van wat onder een