Pagina:Keulemans - Vogels van de Kaap-Verdische Eilanden (1866).pdf/21

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 383 —

Volgens sommige inwoners legt het wijfje haar ei in de nesten van Cuphopterus Dohrni en Parinia leucophaeu, die in den zomer broeien; waarschijnlijk legt zij het eveneens in nesten van andere vogelsoorten.

De zang dezer vogels is niet onaangenaam. Alhoewel hun geluid niet krachtig is, kan men het toch op zeer verren afstand hooren, ten eerste door de heldere toonen, ten tweede omdat dit geluid geheel verschillend van dat der overige vogels van Prinseiland is. Genoemde zang komt met de volgende syllaben overeen: tjafwie-itjoewie, tjafwie-itjoewie. Zij herhalen die syllaben somtijds tot twintig maal, rusten dan eenige sekonden uit, en beginnen weder op nieuw. Gedurende het zingen zitten zij stil, alhoewel zij zeer levendige vogels zijn. Zij zingen ook bijna den geheelen dag door, zoowel het wijfje als het mannetje. Zij houden zich in boschrijke, beschaduwde streken op; zelden ziet men hen in alleen staande boomen. Hun voedsel bestaat uit insekten, voornamelijk rupsen; kleine kevers en slakjes nemen ze eveneens gaarne. In den zomer bewonen zij het hoogere, in den regentijd het lagere gedeelte van het eiland.

De inboorlingen noemen dezen vogel Sobo, welken naam hij ook op St.-Thomas draagt. De Franschen in Gaboen noemen hem Protiotocolle.


CYPSELUS ABYSSINICUS.

Deze Gierzwaluw komt in alle streken des eilands voor, vooral boven vlakten, plantaadjes of woningen. In de zuidelijk en westelijk gelegen streken vindt men troepen van tien tot veertig stuks; in eerstgenoemde streken zijn zij niet in zulke groote hoeveelheden vereenigd.

Bij de jongen is het wit der keel minder helder dan bij de ouden. Bij de ouden bestaat geen uiterlijk verschil tusschen de twee seksen.

Deze vogels broeien in April en Mei. Zij maken hunne nesten onder daken of balkons der huizen en bezigen tot bouwstof stroo en fijne vezels, voor het binnenwerk vederen, terwijl de nesten van buiten met slijk besmeerd worden en dan den vorm van een bal hebben, waarin van boven eene opening is, dienende tot ingang. Het wijfje legt doorgaans vier witte eieren. Deze soort broeit gezellig. In de stad St.-Anna de Chaves op St. Thomas vond ik, onder een balkon, acht-en-veertig nesten bij elkaâr.

Hun stemgeluid komt met dat van onze gierzwaluw (Cyps. murarius) nagenoeg overeen; zij hebben echter geen eigenlijken zang.

Zij vliegen reeds vóór zonsopgang en tot na zonsondergang; vermoeid zijnde, rusten zij, hangende tegen de stammen der boomen of