helpen, welke dienst zij trouwens ook aan andere vogelsoorten bewijzen. Als namelijk de pas gevangen Pimpels in de kooi zijn geplaatst en er nog vogellijm aan hunne pootjes kleeft, zoodat zij moeijelijk op de stokjes kunnen zitten, gaan zij op den rug liggen en maken in die houding, door hunne kooigenooten bijgestaan, hunne pootjes schoon.
Even als voor de andere Meezen, zijn ook voor de Pimpels meelwormen een vereischte, om hun de gevangenschap dragelijk te maken. Het hennepzaad, dat hun voornaamste voedsel moet worden, dient gekneusd te zijn. Des winters kan hun zonder nadeel versche melk gegeven worden, hoewel dit voor hen evenmin als voor de Gewone Mees eene behoefte is.
Voor den vogelaar met den meezenknip is het wijfje van den Pimpel (in de vogelaarstaal het „zoutje" genaamd) een puike lokvogel, waarmeê hij even goed Meezen als Pimpels vangt. In het vroege voorjaar vangt hij er vele mannetjes (zoogenaamde „hijtjes") meê, terwijl, wanneer de lokvogel eene Mees is, zelden andere vogels dan Meezen zullen gevangen worden.