Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/187

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

141

zaamheid van bekwame, aangestelde ambtenaren moet berusten. Er waren legio „hoofden", waaruit niemand goed wijs kon worden en waaronder er ook wel waren, die hun macht hadden geusurpeerd.

Naarmate onze bestuursinvloed intenser werd, moest centralisatie vanzelve ontstaan en op bekwaamheid der erfelijke hoofden worden gelet. Men trachtte vooreerst het aantal hoofden te beperken en goed toe te zien, dat alleen bevoegden eenige macht uitoefenden. Maar naast of veelal tegenover het echte adatbestuur waren vertegenwoordigers van het Gouvernement noodig.

Zoo werden het eerst Gouvernementshoofden over de negerieën aangesteld onder den naam „penghoeloe kapala", een vreemde titel eigenlijk, want de beteekenis is hoofd-hoofd of opperhoofd. Zij waren de laagste bezoldigde ambtenaren en hadden in hoofdzaak te zorgen voor de regeling der heerendiensten en der verplichte koffiecultuur, waarvoor in 1 908 de belastingheffing in de plaats kwam. Het volk noemde daarom deze buiten de adat staande gemeentehoofden „penghoeloe rodi"[1]. Zoo mogelijk werd een der penghoeloe's soekoe daarvoor aangewezen. Maar veelal had de penghoeloe kapala met de negeri niets te maken gehad en viel hij er in als een vreemde dorpsburgemeester tusschen de boeren; de ingezetenen, die altijd zich zelf bestuurd hadden, zagen in hem een indringer en zijn invloed bleef gering.

De larassen werden van lieverlede als districten beschouwd en behandeld, met bezoldigde larashoofden.

Bij de bestuursreorganisatie, die in 1914 op Sumatra's Westkust definitief haar beslag kreeg, is men in dezelfde richting nog verder gegaan; het aantal larassen is ingekrompen, met voorbijzien der historisch ontstane toestanden; het gewest werd op andere wijze ingedeeld. Aan de districtshoofden, vroeger „toeangkoe laras" geheeten, werd de uitheemsche titel van „demang" toegekend.

Staatsblad 1914 n°. 744 gaf aan de negerieën van het gewest zekere wettelijke autonomie en opende daarmede tevens den weg

  1. Rodi is eene verbastering van „order", bevel; de bevolking bedoelt daarmee in de eerste plaats de heerendiensten, en meer algemeen alle regelingen, haar van bovenaf opgelegd.