Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/212

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

166

In de slecht bevolkte binnenlanden zijn zeer weinig moskeeën; zoo vindt men in de Gajō-landen slechts bij zeer groote kampongs eene mesegit, in her geheel een tiental of weinig meer.

In Midden-Sumatra is de „moesadjid" eigendom van de negeri; elders geldt zij als eigendom der gemeente in ruimen zin en worden de kosten van bouw en onderhoud bestreden uit een moskee-kas; een enkele maal is zij eene vrome stichting (wakf) en wordt het onderhoud betaald uit daarvoor bestemde kerkelijke goederen; nog zeldzamer is zij particulier eigendom. Een kerspel is zelfstandig; alleen in Zuid-Sumatra bestaat, gelijk op Java, zekere hiërarchie van de moskee ter hoofdplaats over die van lageren rang.


Mohammedaansch godsdienstonderwijs.

Zeer talrijk zijn de kleinere gebouwen, voor godsdienstige doeleinden bestemd, en bekend onder den naam van Qorānschooltjes, soerau op Midden-Sumatra, meunasah in Atjeh, meresah bij de Gajō's, enz. Op Zuid-Sumatra is ook de Javaansche naam „langgar" in gebruik. Het zijn de plaatsen, waar de jeugd het Qorān-reciet leert, waar de mannelijke jeugd, die 's nachts het huis uit moet, den nacht doorbrengt, waar gemeenschappelijke en individueele godsdienstoefeningen worden verricht (de laatste kunnen op elke plaats, waar water in de nabijheid is, worden gedaan); waar in de nachten der Vastenmaand in Atjeh de jeugd zich met soms zeer onheilige spelen amuseert en waar ook dikwijls de reizende man logeert.

Een bepaalden stijl hebben deze gebouwen niet. Zij worden in elk dorp van niet al te geringe beteekenis gevonden en nemen in het dagelijksch maatschappelijk en godsdienstig leven der bevolking eene groote plaats in.


Lager godsdienst onderwijs.

Het gewone lagere godsdienstonderwijs wordt op Sumatra genoten door misschien de helft der mannelijke en eene kleine minderheid der vrouwelijke jeugd. In Zuid-Sumatra zijn er niet veel schooltjes en leerlingen en vooral weinig meisjes, die het Qorān-reciet leeren. Op Sumatra's Westkust en in Atjeh doen bijna alle jongens er aan mee, doch plaatselijk bestaan er groote verschillen. In de Padangsche Bovenlanden ziet men vrij wat meisjes leeren, maar