Pagina:Limburger Koerier vol 091 no 143.pdf/5

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

JAARGANG.

91e

VRIJDAG

Uitgave van de N.V. Uitgevers-MU.

o.a.

FIRMA WEIJERHORST MAASTRICHT.

BRIEF UIT GENèVE MILLIOENEN ARBEIDERS LIJDEN HONGER Terwijl er voldoende voedsel aanwezig is. Rapport Van Intern. Arbeidsbureau. (Van een V. P. B.-correspondent).

Het Internationale Bureau voor den Arbeid te Genève heeft dezer dagen een rapport uitge-' bracht over de voeding van de arbeiders en de sociale politiek, waarin op de verschrikkelijke uitwerking werd gewezen, die ook heden nog periodieke hongersnooden en stelselmatige ondervoeding op groote bevolkingslagen hebben. Het rapport, dat onder leiding van Dr. Lewis L. Lorwins, den economischen raadgever van de Vereenigde Staten bij het Internationale Bureau voor den Arbeid, werd samengesteld, houdt zich niet slechts met de troostelooze positie van de gekleurde arbeiders, maar ook met de voeding van de arbeiders in eenige Europeesche en Amerikaansche landen bezig. In dit verband wordt er in het rapport verklaard: „Er wordt niet over het hoofd gezien, dat er landen in Europa en het Amerikaansche werelddeel zijn, die aan een chronischen toestand van ondervoeding lijden. Het is niet noodig, deze feiten te verheimelijken of te trachten, op een of andere wijze de bedreiging te verkleinen, die daaruit voor de beschaving in de twintigste eeuw voortvloeit."

Het rapport komt tenslotte tot eenige algemeene gevolgtrekkingen, die in de navolgende vi-if Punten kunnen worden samengevat: 1- Een aanzienlijk deel van de werkende bevolking, niet slechts in de verarmde of door de crisis zeer gevoelig getroffen gebieden, maar ook in de meest moderne industrieèle landen, wordt °P het oogenblik onvoldoende gevoed; 2. de ondervoeding van de arbeiders is in zekeren zin een gevolg van de onkunde der huisvrouwen, om het verdiende loon op de juiste wijze te besteden. De hoofdoorzaak echter is natuurlijk het geringe Inkomen en het gebrek aan koopkracht, die op het oogenblik in vele arbeidersfamilies vast te stellen zijn; 3 de aanwezige productie-capaciteit van den landbouw is op het oogenblik zoo groot, dat de verzorging van de arbeiders in de meeste landen volkomen verzekerd zou kunnen worden, indien deze capaciteit geheel zou worden benut. De omstandigheid, dat er van het Voorhanden zijnde nog misbruik wordt gemaakt (verbranden van graan, wegwerpen van groote hoeveelheden groenten, enz.), verergert den toestand nog. ian van een doeltreffende voeding der arbeiders, zooals dit door medici is uitgewerkt, hangt van sociaaleconomische omstandigheden af, die hun invloed op de levensmiddelenmarkt uitoefenen. De meest beslissende factoren zijn die, welke prijs en inkomen bepalen. Betrekkelijk lage prijzen voor levensmiddelen hebben tot voorwaarde — opdat niet de koookracht van de producenten verminderd wordt — daling der productiekosten, het opheffen der handelsbelemmeringen en het uitschakelen van zekere belastingen. Anderzijds is de stijging van de vraag naar meer en betere levensmiddelen afhankelijk van de hoogte van het volksinkomen en van de verdeeling daarvan, die kunstmatig beïnvloed kan worden door maatregelen zooals werkloozenondersteunmg so- S verzekering en rechtstreekser* verdeeling van levensmiddelen onder behoeftigen. 5. In den loop der laatste tientallen jaren, en wel in het bijzonder in den tijd na de laatste economische crisis is, zoowel van staatswege alsook van particuliere zijde een streven merkbaar geworden naar verbetering van oen voedingsstandaard der arbeiders. Er is veel gedaan, om de volksgezondheid te beschermen. Door ondersteuningsmaatregelen van allerlei aard heeft men getracht, in het bijzonder de gezondheid van kinderen, moeders en werkloozen op een hoog peil te houden. Maar er is nog oneindig veel meer te doen; er zijn nog voldoende middelen, om de volksvoeding in de moderne staten te verbeteren op een wijze, dat de volksgezondheid op een zeer vaste basis gesteld wordt. Over den aard van de levensmiddelen, die in de verschillende landen gebruikt worden, zegt het rapport nog: „In het algemeen gesproken, is het verbruik aan brood en aardappelen in arme landen zeer groot. Beziet men landen met een hoogeren levensstandaard, dan is een hooger verbruik der betere levensmiddelengroepen, zooals vleesch, visch, melk, melkproducten en eieren, vast te stellen. Dierlijke en plantenvetten daarentegen vertoonen geen bijzondere tendenz, wat ook voor groenten en fruit geldt — intusschen, voor wat versch fruit betreft, met de beperking, dat het verbruik daarvan over het algmeen ook in landen met een hoogeren levens-, standaard grooter is."

Tentoonstelling van Limburgsche Kunst te Aken



(Van onzen Akenschen correspondent.)

Eigentümlichkeit des Ausdrucks ist
Anfang und Ende aller Kunst
”. (Goethe).

Van de waarheid dezer woorden van den grooten Duitschen dichter vermag de verzameling, die van 7 tot 28 Juni in Akens stedelijk Suermondtmuseum Nederlandsch—Limburgsche kunstenaars ons te aanschauwen bieden, stellig in hooge mate te overtuigen.

Het oordeel der Akensche pers, hoewel — wat trouwens even natuurlijk als verfrisschend is — in onderdeelen eenigszins uiteenloopend, bewijst wél, dat deze indruk in dit geval sterk en algemeen is: We hebben hier te doen met hoogstaande, zeer eigendommelijke kunst, die overal in de verzamelde werken tot ons spreekt.

De volop verdiende belangstelling voor deze tentoonstelling blijkt zeer groot te zijn, de uitwisseling der persoonlijke indrukken der bezoekers is levendig, men hoort menige uiting, zoowel van verrassing alsook van oprechte bewondering.

De gedachte der „uitwisseling van kunstopvatting en uiting” mag — dit staat stellig reeds vast — „gelukkig” worden genoemd.

Dat dit al dadelijk bij de feestelijke opening bleek, ligt min of meer in het karakter van zulke festiviteiten; dat deze stemming bij meer nuchtere, dus meer kritische beschouwing niet alleen stand hield, maar — serieus — zelfs toenam, is een verschijnsel, dat wel waard is, naar voren gebracht te worden.

In twee groote en een kleinere, daar tusschen gelegen, zaal is eene collectie van schilderijen, kleurteekeningen en beeldwerken (grootere en kleinere „plastiek”) bijeen gebracht, die bijzonder frisch aandoet, veel verscheidenheid toont, stoer werken en durven, en die tenslotte ook menigmaal vermag te ontroeren.

Men heeft het verheffend gevoel, weer met recht (zooals in het verdere verleden) van eene „Limburgsche School” te mogen spreken, en wél eene, die binnen deze verbindende omgrenzing tenvolle speelruimte toelaat aan ware eigendommelijkheid.

Onwillekeurig komt men bij de beschouwing tot groepeering; hieraan komt ook de opstelling der kunstwerken tegemoet. Het zou veel te ver voeren, alle werken — ook maar terloops, wat trouwens dan toch onvolledig zou blijven — te bespreken; daarom zij het veroorloofd, eenige indrukken althans weer te geven.

Daar zijn die groote, mystisch aandoende, werken van Henri Jonas. De „drie naakten” werken op het eerste gezicht als een droomlbeeld, door een waas overdekt en toch van een overweldigende kracht, welke men meer en meer voelt, wanneer men dit beeld langer aanschouwt en de plastische werking, die er van uitgaat, begint te bespeuren onder de bruine kleur.

Hoe „veelzeggend” is dat gelaat van „Mevrouw J.” ook hier wordt onze blik als-’t-ware vastgehouden. En dan verder vooral ook bij het „zelfportret”, dat ontroerend aandoet.

In Paul Kromjongs „zittend naakt” vermeent men Jonas’ invloed te herkennen; ook bij hem die sterke plastische uitdrukking, maar hier tegelijk groote „Farbenfreudigkeit”, die de zinnen streelt. Echt „levenswaar” ook „portret jonge man” en „vrouwenkop; krachtige modelleering.

Bij Jef Scheffers’ interssant „naakt’ ’in fijne kleurschakeering begrijpt men, dat na Jonas’ invloed, ook de Fransche meesters hem veel vermochten te geven. Ook uit zijne andere werken kan men zich voorstellen, dat deze kunstenaar — van wien ook t titelblad van de catalogus is — een krachtig leider is der Maastrichtsche Kunstnijverheidschool, die eene goede faam geniet.

Nog een van Jonas’ discipelen, Harry Schoonbrood, komt met mooie werken voor den dag; als oud-leeraar aan genoemde school, deze waardig mee vertegenwoordigend. Zeer overtuigend is zijn „jongensportret”, evenzoo „portret Mej. Sch.” Ook zijn „stadsgezichten” doen ’t bijzonder goed. Het wil me trouwens voorkomen, dat in de „stadsgezichten” ter toonstelling i. t. a. daarom zooveel waarde schuilt, wijl ze zoo „typisch” zijn. Ze ademen zoo recht de sfeer, waarin ze zijn ontstaan, ze zijn zoo innig gevoeld. ’k Herinner me uit lang vervlogen jaren, dat ik op internationale tentoonstellingen aan zulk een „atmosfeer” — als ik het zoo mag noemen — i. d. r. reeds van verre „stad- en landgezichten” der Nederlanders pleegde te herkennen; prettig, weldoend, kwam die oude gedachte weer bij me op.

Zoo kom ik vanzelf tot Paul Windhausen met zijn prachtig „Stadsgezicht in sneeuw”; het is zoo echt „winter” en daarbij toch zoo — ’k zou bijna zeggen —: gezellig; het schrikt niet af, maar trekt aan, gelijk den Duitscher zijne „Heimat”. En vergeten we dan ook niet, zijn bijzonder mooi „liggend naakt” te noemen, een werk, dat in kleur en teekening zoo harmonisch aandoet.

En nu kom ik tot de werken, die me het allermeest — persoonlijk — hebben getroffen, weshalve ik te voren ook van ontroering sprak. Harry Koolen is vertegenwoordigd met vier werken, waarvan vooral twee diepen indruk bij me achterlieten: „kruisafname” en „moeder e[n] kind”. Het eerstgenoemde ademt een zoo sterk religieuzen geest, dat we aan middeleeuwsche voorbeelden onweerstaanbaar denken. In houding, hoofden en handen ligt zóó veel, dat het me nutteloos schijnt, er veel over te zeggen; er gaat eene wijding van uit, die ons doet zwijgen. Zulk een werk is niet aan tijd noch (in zekeren zin) aan plaats gebonden; er spreekt eene toewijding uit, die er zich geheel aan gaf.

Hetzelfde gevoel heb ik ook tenopzichte van die moeder, welker schoone hand zoo teeder ligt op de witte kleedij (zinnebeeld der onschuld) van haar kindje. Zoo „menschelijk” deze voorstelling is, zoo „monumentaal” is ze tegelijk. Daarbij herinneren kleur en penseelvoering aan het onovertroffen voorbeeld van dien Meester, die altijd weer de discipelen der kunst onweerstaanbaar tot zich trekt — ook zonder tijd- en plaatsbegrenzing — Rembrandt.

Ook de beide andere werken „portret” en „zelfportret” doen even zoo voornaam aan, als ze technisch beheerschend en doorwrocht zijn behandeld.

Overgaand tot de tweede groep, zou ’k — als „schakel” — Edm. Bellefroid willen noemen, wiens „batikker” en „zelfportret” door eigendommelijkheid en kleurbehandeling, evenals zijne teekenwijze, door persoonlijkheid indruk maken. Maar ik moet nu kort zijn, daarom me verder beperken tot enkele opmerkingen, hoewel er eigenlijk nog heel veel te waardeeren overblijft.

Charles Eyck is hier eveneens mooi vertegenwoordigd; den sterksten indruk verkreeg ik van zijn „Ventimiglia”. Dit beeld geeft zoo overtuigend die warme, zuidelijke stemmig weer (in die breede, bijna geheel verlaten straat), waarin de eenzame wagen [n]og een bijzonder accent geeft, dat men er werkelijk „is”. Van zijn „gracht in Utrecht” geldt, wat ik reeds tevoren over dit kapittel meende te mogen uitspreken.

Huub Levigne vordert belangstelling door een vijftal werken, waarvan in de eerste plaats zijn „stilleven” mijn aandacht trok door saâmstelling, teekening en kleur, waaruit een sterk plastisch — en interessant contrasteerend — geheel ontstaat, waarin de liefdevolle behandeling der bloemen aantrekt.

Van Joep Nicolas zien we drie mooie „portretten”, waarvan vooral dat van Mej. v. W. v. d. Gr. sterken indruk maakte; het schijnt me ten volle „levenswaar” te zijn, in zijne heldere kleuren, die eigenlijk geen sterke contrasten toelaten, werkt het toch even zoo plastisch als zonnig.

Een prachtig natuurstukje van overtuigende waarheid biedt hij ons in zijn „zee in regen”, dat zoo geheel ons in die stemming verplaatst.

Jvr. Judy Michiels v. Kessenich boeit hoofdzakelijk door hare „portrette”, haar „zelfportret” geeft een belangwekkend beeld van hare schilderkunst, dat van „Mevrouw Gevers”, in houding, teekening en kleur stellig niet minder.

En nu tenslotte nog heel kort even iets over de „beeldwerken”, die voor velen verrassend toonen, hoe Limburg ook hier voortreffelijk te voorschijn komt.

Daar is Suzanne Nicolas-Nys met hare hoogst aantrekkelijke „kleinkunst”, daarnevens met breed opgevatte „portretten” in verschillend materiaal, een prachtstuk is — in techniek en uitdrukking —„ de buste van Vicomtesse de Hauleville”, die ook iets monumentaals heeft.

En daar is, de ook hier bekende, Charles Vos met vier zijner werken, om ons opnieuw te overtuigen van zijn hoogstaand kunstenaarschap.

Hoe „levend” is bijv. de „buste van den schilder Levigne”, hoe mooi behandeld!—

Elk waar kunstvriend is stellig dankbaar voor het hier gebodene, en dat met recht.

J. D. L.      

Advertentie

Soëtö mst v)ot qoedJb poets dus met ° IVOROL De Nederlandsche *ancjpasta (Recl.-adv. no. 9201) Advertentie

_ Mt-_SJ! mmmV PER TABLET VOO» ; L.Q CT. _^ (Recl.-adv. no. 8528). OP ZOEK NAAR PETROLEUM Wegenbouw in Abessynië. DE SCHATTEN DER RASSEN

De te Rome ingestelde commissie voor den op-1 bouw van Addis Abeba zal daar binnenkort aankomen, teneinde het door haar opgestelde en door de regeering goedgekeurde plan te doen uitvoeren. Een delegatie van de Italiaansche industrieen landbouw-organisaties is daar reeds aangekomen om de industrieèle en landbouw-mogelij kheden van het nieuwe gebied te bestudeeren. Het bureau voor petroleum-onderzoek is met zijn werkzaamheden begonnen en heeft in de buurt van Dankali en Harrar de aanwezigheid van petroleum vastgesteld. Boringen tot op 100 meter diepte zijn reeds met succes beloond. Het stratenbouw-plan zal ook gedurende den regentijd worden doorgevoerd. In begin Juli worden leger-specialisten verwacht, onder wiens leiding het 3000 kilometer groote stratenijet zal worden aangelegd. Op verzoek der Italiaansche regeering heeft een onderzoek plaats gehad naar de achtergelaten schatten van Haile Selassie, van zijn familie en gevluchte belangrijke persoonlijkheden. Naar verluidt zouden reeds aanzienlijke schatten zijn gevonden. BRIEF UIT WEENEN SCHUSCHNIGG Als Tyroler geen vriend der Italianen.

(Van een K. W. P.-correspondent).

Bondskanselier Mgr. Dr. ignace Seipel — zoo vertelt men — verklaarde op zijn doodsbed aan hen, die hem omringden: „Weent niet. Ik laat U een dauphin achter: Schuschnigg, de kleine Schuschnigg. Hebt altijd vertrouwen in hem!" Deze kleine Schuschnigg was een degelijke jongeman, een echte sportliefhebber, die in den wereldoorlog dapper had meegevochten. Gesproten uit een oude Tyroolsche familie, was hij door zijn vader, generaal Arthur von Schuschnigg, voorbestemd om zijn carrière te maken in de rechten, maar de oorlog verraste hem in Innsbrück, waar hij zijn studiën 'op schitterende wijze voltooide. Met bewonderenswaardigen moed ging hij den oorlog in en verzamelde zoowel verwondingen als onderscheidingen, wat 'n oud-generaal, beroemd om zijn scherpe opmerkingen, deed zeggen: „Deze advocaat heeft meor bloed vergoten voor zijn vaderland, dan al de officieren van mijn generatie tezamen". In 1918 werd Kurt von Schuschnigg krijgsgevangen genomen aan de Piave. „Door de Engelschen?" voegt hij er altijd aan toe, wanneer hij deze gebeurtenis vertelt. Want — en dit feit is niet zonder belang voor de huidige gebeurtenissen in Oostenrijk — de kanselier isinOostenrijksch Tirol geboren en heeft den Italianen nooit veel sympathie toegedragen. Ook zijn echtgenoote, die het vorig jaar bij het bekende auto-ongeluk om het leven is gekomen, was een Tiroolsche, en. ofschoon zij buitengewoon goed Italiaansch kon spreken,, heeft zij na 1918 geen woord Italiaansch meer gezegd en herhaaldelijk verzekerde zij, dat zij er geen woord meer van verstond. Toen president Miklas, na den moord op kanselier Dollfuss, den eenigen minister van den overleden staatsman, die al de moeilijkheden van de Oostenrijksche politiek had meegemaakt, Kurt von Schuschnigg, opbelde, en hem vroeg, of hij de plaats van Dollfuss wilde innemen, antwoordde de toenmalige minister van justitie: „Ik moet eerst den toestand bestudeeren alvorens U een antwoord te kunnen geven". „Maar de tijd dringt!" hernam president Miklas. „Ik zal geen tijd verliezen", beloofde de jonge minister. Nog geen twintig minuten later meldde hij den president.dat hij de zware taak aannam. De intiemste vrienden van den kanselier verzekeren, dat hij den tijd had doorgebracht in gebed, om Gods wil in deze omstandigheden te leeren kennen. Want — men moet dit weten om Schuschnigg's daden van gisteren te kunnen begrijpen en die van morgen te voorzien — de nieuwe Oostenrijksche dictator is een even vurig katholiek als een uitgesproken monarchist. In de loopgraven zeide WJ eens aan een jong officier, die een mitrailleur bediende, en die een van de schitterendste Weensche journalisten is geworden: „Oostenrijk kan onmogelijk blijven bestaan zonder den koningsscepter en zonder het Kruis!" DE GEHEIMZINNIGE „ZWARTE HAND” AANGEHOUDEN.

Herhaaldelijk kwamen in den laatsten tijd bij de politie in Amsterdam menschen met dreigbrieven, die zij in hun brievenbus of op andere plaatsen hadden gevonden en waarin zij gesommeerd werden ,op een vastgesteld tijdstjp een bedrag aan geld of een bankbiljet te deponeeren op een nader aangegeven plaats, meestal een telefooncel, waar het bankbiljet dan volgens den brief op een nader aangeduide bladzijde in den telefoongids moest worden gelegd. Deze epistels waren gewoonlijk geteekend met een zwarte hand en hielden dikwijls bedreigingen met hevige wraak In, waaraan dan kracht werd bijgezet door primiteve teekeningen van messen of dolken: In alle buurten van de stad heeft deze geheimzinnige „zwarte hand" geopereerd en hoewel de recherche de bedreigingen niet al te ernstig nam en geruimen tijd wel eens geloofde in een kwajongensstreek, werden toch ijverige nasporingen naar den dader gedaan, temeer' toen bleek, dat hij zich ook schuldig maakte aan het aftrekken van brandalarmschellen. Eenige malen werden ter plaatse van een loos alarm pakjes of briefjes gevonden, die gericht waren aan den brandmeester van het uitrukkende voertuig en waaruit bleek, dat deze baldadige alarmeeringen eveneens het werk van de z.g. „zwarte hand" waren. Dinsdagmiddag is de centrale recherche er in geslaagd den dader aan te houden op 't kantoor, waar hij werkzaam was. Hij werd nar het hoofdbureau van politie overgebracht en reeds bij het eerste onderzoek bleek, dat de man, een 31-jarige kantoorbediende, hoewel hij zijn dagelijksch werk naar behooren verrichtte, in overspannen toestand verkeerde, waaruit waarschijnlijk zijn merkwaardig optreden als de geheimzinnige „zwarte hand" moet worden verklaard. Hij is ter nadere observatie nog in den loop van den avond naar de Valerius-kliniek overgebracht. CHRISTELIJKE „WRAAK” DER ZUSTERS VAN LIEFDE

(K.W.P.) De Zusters van Liefde, die na de laatste verkiezingen in Spanje uit talrijke ziekenhuizen, o.a. te Madrid, Zaragossa, Toledo en Murcia zijn verjaagd, hebben'dezer dagen op christelijke wijze „wraak" genomen. Toen verleden week het leeken-personeeld er rijksklinieken te Madrid wegens een loonkwestie in staking is gegaan, zoodat er niemand was om de patiënten te vorzorgen, hebben de Zusters, op verzoek der stedelijke autoriteiten, die haar zelf onlangs op straat hebben gezet, opnieuw de bediening der ziekenhuizen op zich genomen. WOEDENDE STIER TAKELT VEEHOUDER TOE

Bij het vastzetten van een twee-jarigen stier in een weiland te Numansdorp (Z.H.) werd de 48-jarige veehouder M. Kalis door het woest geworden dier zoodanig toegetakeld, dat hij aan den kant van een sloot bleef liggen met ernstige inwendige kneuzingen en eenige gebroken ribben. Een dokter vervoerde den man per auto naar zijn woning. Zijn toestand baart zorg. TWEE JONGENS DOOR WINDBUKS-KOGELS GETROFFEN

Een 19-jarige jongen vermaakte zich met het schieten met een windbuks op een terrein achter den Adm. de Ruyterweg, te Amsterdam. Ongelukkigerwijze troffen twee kogels een negenen een elfjarigen jongen. Een kreeg een kogeltje in de borst, terwijl de ander in'het achterhoofd werd geraakt. Beide jongens zijn onder medische behandeling gesteld, terwijl den jongen ,die het ongeluk veroorzaakte, aan het bureau Adm. de Ruyterweg een verhoor is afgenomen. De windbuks is in beslag genomen. GEMENGDE BERICHTEN SCHOOL VOOR EEUWELINGEN.

In „The journal of Education" deelt W. A. Mc Keever, oud-leeraar in de psychologie aan het Kansas State College mede, dat hij directeur is van een school voor ouden van dagen, mannen en vrouwen boven de zeventig, te Oklahama City. Er zijn op die inrichting meer dan 900 leerlingen, de oudste mannelijke is 111, de oudste vrouwelijke 102; 40 zijn er in de negentig en 300 in de tachtig. Schoolgeld wordt er niet geheven, alles wordt door particulieren betaald. Van deze school heeft McKeever zijn levenswerk gemaakt; hij meent, dat de ouden van dagen de meest veronachtzaamde laag uit de maatschappij zijn. Practisch gesproken sterft, zoo zegt hij, van die zeer ouden geen een natuurlijken dood, zij gaan' heen aan ziekten ontstaan door gebrek aan belangstelling en een verkeerde levenswijze. Wat het laatste betreft bespeurt hij spoedig de genezende werking van een „alkalisch dieet", voornamelijk bestaande uit fruit en groenten, wat de eerste stap is voor een psycho physische beterschap. Om de saaiheid en eenzaamheid, gewoonlijk verbonden aan den ouderdom, weg te nemen, geeft hij regelmatig klassikaal onderwijl. Begonnen wordt met licht werk of stokpaardjes der leerlingen; aangemoedigd worden gezelschapspelletjes, bezoek van schouwburg en sportwedstrijden, uitstapjes te voet of per auto. Gezamenlijk wordt de krant gelezen, worden de wereldgebeurtenissen besproken. Vriendschap wordt aangemoedigd, onderlinge bezoeken georganiseerd, aangespoord wordt tot deelneming aan het kerkelijk leven. Kortom, alles wordt naar voren gebracht, wat helpen kan in belangstelling voor het leven, de menschen en de zaken. Onder de leerlingen is er een van 93, die regelm?.tie als schoenmaker arbeidt. Een 98-jarige moeder doet het huishouden van haar 80 jaar oud zijnden „zoon Johnny", zooals zij zegt. Ze heeft nog niet afgedaan, meent zij. Anderen maken gedichtjes of muziek, onderhouden den tuin of renden ach bezig met naaldwerk. Het wachtwoord der inrichting is: „Voor ieder wat te doen. Allen beteekenen wat, naar eigen meening en roannen zich in.De schooi heeft reeds zooveel hoop en zooveel levenskracht gegeven, dat het percentage sterfgevallen onder de leerlingen beneden het normale is. AGENTEN ALS INBREKERS.

De officier van Justitie, de rechter-commissaris en verschillende vooraanstaande functionarissen van het Amsterdamsche politiecorps houden zich sinds eenigen tijd bezig met een inbraak, die eenige weken geleden in een kiosk aan het Mercatorplein werd gepleegd en van welk misdrijf — het klinkt haast ongeloofwaardig — twee politieagenten worden verdacht, aldus meldt de „Telegr.". Er zijn zooveel pertinente en bezwarende verklaringen tegen beide mannen ingediend, dat de officier van justitie daar aanleiding in heeft gevonden een grondig onderzoek in deze zaak te gelasten.Tegen beide politiemannen is procesverbaal opgemaakt, nadat beide verdachten door verschillende autoriteiten zijn gehoord. Woensdag a.s. zullen verschillende getuigen nader door den rechter-commissaris in verhoor worden genomen. Het was in den nacht van Woensdag op Donderdag, nu enkele weken geleden, dat een bewoonster van het Mercatorplein een merkwaardige ontdekking deed. Zij kon niet slapen en was daarom maar voor het raam van haar woning gaan zitten om den ochtend verder af te wachten. Toen zij door haar raam keek, zag zij plotseling voor de kiosk een agent van politie, terwijl de deur van de telefooncel, die aan de kiosk grenst, open stond. Haar verbazing werd nog grooter, toen zij even later uit de geopende deur een tweeden agent zag komen, die de deur achter zich sloot en zich bij zijn collega voegde. De vrouw had inmiddels haar man en een buurman gewaarschuwd, die eveneens voor het raam kwamen staan en een deel van dit nachte lijk gebeuren zagen. Toen een der bewoners hierop een raam opende en vroeg wat er aan de hand was, zou een der agenten hem hebben toegeschreeuwd: ..Ga naar je nest". Kort daarop verdwenen de agenten. Den volgenden morgen ontdekte de kiosk-juffrouw, dat er dieven in haar huisje waren geweest. Wel is waar was de deur gesloten, doch ditmaal was de sleutel blijkbaar slechts eenmaal omgedraaid, terwijl zijn steeds het slot tweemaal omdraaide. In de kiosk vond zij een leegen geldzak, waarin zij den vorigen dag negen gulden 85 ets. en twee rolletjes centen en eenige kwartjes in totaal een bedrag van ongeveer twaalf gulden, had verborgen. Zij had den zak in een kas neergelegd. De zak, waaraan een slot was bevestigd, lag nu opengesneden op den grond. Toen de politie den volgenden dag. direct na de aangifte., begon met de instelling van een onderzoek, kwamen vrij spoedig de getuigen opdagen, die s nachts voor het raam de agenten hadden ontdekt. De bewuste agenten werden hierop verhoord en ontkenden niet in en bij de kiosk te zijn geweest. Zij ontkenden echter den diefstal te hebben gepleegd. De deur van de kiosk zou hebben opengestaan en omdat men onraad vermoedde, zou een van hen een onderzoek in het huisje hebben ingesteld. De autoriteiten achtten het e :-r bedenkeiijk, dat een der politiemannen tn dien bewusten nacht in een geheel andere wijk moest surveilleeren en dus op deze plaats niet thuis hoorde. Voorts zijn nog eenige, voor beide mannen zeer bezwarende feiten aan het licht gekomen. Het is met dit al een pijnlijke affaire, en met spanning wordt gewacht, welke beslissing de justitie-autoriteiten zullen nemen. BRAND IN PRINSELIJK SLOT BIJ KOPENHAGEN

Woensdagmorgen is het slot Bernstorffshoej in de nabijheid van Kopenhagen, dat bewoond wordt door prins Axel. een neef van den Koning van Denemarken, en eere-voorzitter van het Deensche Olympische Comité, door een brand geteisterd. De brand werd door de beide zonen van den Prins 's morgens om half vijf ontdekt, nadat zij door den rook, die hun kamer binnendrong, wakker waren geworden.' Zij wekten hun moeder, prinses Margareta. een zuster van wijlen Koningin Astrid van België, en slechts gedeeltelijk gekleed konden moeder en zoons zich in veiligheid brengen. Door den brand is dc eerste verdieping van het gebouw verwoest. Aan het blusschingswerk werd. behalve door vele brandweerlieden, door ongeveer 200 in de nabijheid gekazerneerde gardisten deelgenomen. Na een uur was men den brand meester. Het grootste deel van den inventaris van het slot kon in veiligheid worden gebracht. BROEIKAS INGESTORT.

Bij den tuinder A. W. K. te Naaldwijk is een kas ter grootte van 2200 ramen plotseling ingestort. Gelukkig bevond zich op het oogenblik der instorting niemand in de kas, zoodat persoonlijke ongelukken uitgebleven zijn. Omtrent de oorzaak tast men in het duister. De kas is 12 jaar oUd en werd vijf jaar geleden verplaatst. De schade door de verwoesting aangericht, schat men totaal op 2 a 3000 gulden. In de kas waren tomaten geplant. KIND ONTVOERD TE BONN.

Dinsdag is te Bonn het kind van een zakenman ontvoerd, met het doel van den vader een losgeld te eischen. De vader, die per brief ingelicht was over de eischen van den ontvoerder, stelde onmiddellijk de crimineele politie hiervan in kennis, welke er in slaagde den schurk te arresteeren. Het ontvoerde kind werd op aanwijzing van den ontvoerder in een schuilhoek gevonden, waar het zes uren gebonden had gelegen. Het werd onmiddellijk naar de ouderlijke woning teruggebracht. De ontvoerder bleek een reeds verscheidene malen veroordeeld 32-jarig man te zijn, die o.a. ook reeds wegens ontvoering van een kind twee jaar in het tuchthuis had gezeten. TUSSCHEN SLUISDEUREN GERAAKT EN VERDRONKEN.

Bij de sluis werken te Vreeswijk is een doodelijk ongeval gebeurd. De 27-jarige tiqmmerman J. van Veen is dens het werk — men was bezig met het opvullen « met zand van de ruimte tusschen de sluisdeuren —in de sluis gevallen en verdronken. Na een half uur dreggen werd zijn lijk opgehaald. V. was gehuwd.