Pagina:Longinus - Over de verhevenheid.pdf/12

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

geest met de schatten der wijsheid verrijkt, na zich de welsprekendheíd van Demosthenes, de schrandere oordeelkunde van Aristoteles te hebben eigen gemaakt, zette hij zich te Athene neder, om zijne verkregene kundigheden ten nutte van anderen aan te wenden. Hier gaf hij onderwijs in de wijsbegeerte, en, gelijk uit verscheidene blijken meer dan waarschijnlijk is, ook in de redekunst en vooral in dat gedeelte van dezelve, ’t welk in het beoordeelen der voortreffelijkste voortbrengselen van welsprekendheid gelegen is. Hier hield hij zich insgelijks bezig met het vervaardigen van eene menigte van wijsgeerige en oordeelkundige schriften, van welke, behalve enkele brokken, niets dan het gulden boekske over de Verhevenheid tot onzen tijd is bewaard gebleven[1]. Vond zijne wijsbegeerte, met den geest dier tijden kwalijk overeenstemmende, geene algemeene goedkeuring, gelijk, onder andere bewijzen, de overgang van Porphyrius uit zijne school in die van Plotinus klaarlijk toont, des te grooter en algemeener was de roem, dien hij zich, als beoordeelaar van werken van vernuft en smaak, verwierf. Zijn gezag in dezen was zoo groot, dat zijne oordeelvellingen als Godspraken geëerbiedigd werden, en even als

  1. Eene volledige opgave van zijne werken vindt men in de aangehaalde Dissert. Philol. p. 22 & seqq.