Pagina:Longinus - Over de verhevenheid.pdf/16

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

stad onbeproefd liet. Het gelukte hem ook, na weinige dagen, dezelve in te nemen, en de koningin benevens hare voornaamste raadslieden‚ en onder deze ook longinus, in zijne magt te krijgen. Deze raadslieden, op wie Zenobia, in de oogenblikken des gevaars tot lafhartigheid en laagheid vervallende, alle schuld wierp, en inzonderheid onze longinus, aan wien de straks gemelde brief werd toegeschreven, moesten de geduchte uitwerkselen van Aureliaans beleedigden hoogmoed ondervinden. De laatstgenoemde werd door den vergramden keizer, die daardoor zijne nagedachtenis voor eeuwig schandvlekte, met vele anderen ter dood veroordeeld. Het vooruitzigt dezer straffe sloeg zijnen heldhaftigen geest zoo weinig ter neder, dat hij, ter dood wordende geleid, degenen, die, met zijn onwaardig lot bewogen, hunne tranen niet weêrhouden konden, door zijne redenen zocht te vertroosten, en het gevelde vonnis met de grootste bedaardheid en standvastigheid onderging. Zoodanig een uiteinde had onze longinus in het jaar 273 van onze jaartelling; een uiteinde, ’t welk allezins deed blijken, dat de wijsbegeerte, waarmede hij zich in de school van Socrates en Plato gemeenzaam had gemaakt, niet slechts zijn verstand verlicht, maar ook zijnen geest met de edelste gevoelens en gezindheden vervuld had.

Op dit kort verslag van de verrigtingen en