Pagina:Longinus - Over de verhevenheid.pdf/19

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

en verwonderenswaardige, ’t welk in redevoeringen treft, en oorzaak is, dat een werk den geest verheft, wegsleept en buiten zich zelven voert. Bij deze onderstelling is zeker de berisping van Blair[1] en anderen niet ongegrond, dat longinus van zijn eigenlijk onderwerp is afgedwaald tot zaken, welke daarmede in geen onmiddellijk verband staan, en dat van de vijf bronnen, waaruit, volgens zijn zeggen, het verhevene ontstaat, alleen de twee eerstgenoemde, stoutheid van gedachten namelijk, en het hartstogtelijke, daarvoor te houden zijn, terwijl de drie overige, het gepaste gebruik namelijk van figuren, deftigheid en edele zwier van uitdrukking en eene grootsche en verhevene zamenvoeging der woorden met het eigenlijk gezegde verhevene weinig gemeens hebben. Dan, hoe zeer ook het doel van longinus dit laatste in geenen deele uitsluit, komt het mij echter, den doorgaanden inhoud van zijn geschrift raadplegende, met anderen voor, dat hij het woord Verhevenheid in eenen ruimeren zin opvat, en daaronder alles begrijpt, wat geacht kan worden tot de dusgenaamde verhevene welsprekendheid te behooren. Wanneer men dus het geschrift van onzen kunstregter als eene handleiding hiertoe

  1. Zie zijne Lessen over de Redekunst en fraaije letteren, I. D. bl. 93 en volg.