Pagina:Longinus - Over de verhevenheid.pdf/28

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

dooven. — Want, zoo ik slechts één vonkje daarop zie tintelen, zal ik met geweldig geblaas eene vlecht van vlammen, als een hevige stroom voortgestuwd, op het huis doen nederstorten, hetzelve in brand zetten en geheel in kolen leggen. — Nu heb ik den hoogsten toon nog niet geblazen.” Deze voorstellingen zijn niet verheven, gelijk aan het treurspel past, maar opgezwollen; als vlechten van vlammen; ten hemel toe uitbraken; het invoeren van Boreas in de gedaante van een’ fluitspeler, en ’t geen er verder volgt. De uitdrukking in dezelve is duister, de beelden zijn meer verward, dan ontzettend; en, wanneer men elk dezer gezegden bij het licht eener gezonde oordeelkunde