Pagina:Longinus - Over de verhevenheid.pdf/33

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

daar, waar het onderwerp zulks niet vereischt, of het hartstogtelijke sterker maakt, dan de aard der zaken gedoogt. Sommigen toch worden dikwerf, als in dronkenschap, tot zekere hartstogten weggesleept, welke niet uit het onderwerp voortspruiten, maar hun eigen en uit de scholen ontleend zijn. Van daar, dat zij zich in de oogen hunner toehoorderen, die geenen hartstogt gevoelen, bespottelijk maken, als die onder bedaarden razen. Maar voor het hartstogtelijke hebben wij eene andere plaats bestemd.


 

IV. HOOFDSTUK.

Over den laffen stijl.

 

Van het tweede der door ons genoemde gebreken (ik bedoel het laffe) is Timeus[1]

  1. Timeus, een Siciliaan van afkomst, heeft gebloeid ten tijde van Agathocles, koning van Sicilie, omtrent 300 jaren voor C., en zich door verscheidene geschiedkundige werken beroemd gemaakt. Om zijne kwaadsprekendheid heeft hij den bijnaam van ἐπιτίμαιος, d. i. berisper gekregen. Plutarchus, in het Leven van Alexander, brengt een zeggen van hem bij, ’t welk zeker ten uiterste laf is. Van de vernieling van Dianaas tempel door eenen brand sprekende, zeide hij, dat het geen wonder was, dat die was afgebrand, daar Diana op dien stond, bij Alexanders geboorte, met het werk der verlossinge bezig was. Diana namelijk werd, onder den naam van Lucina, als de schutsgodin der zwangere vrouwen aangeroepen. — Dat Timeus echter, over ’t geheel, als schrijver, groote verdienden had, blijkt, zoo uit het geen longinus tot zijnen lof vermeldt, als uit de gunstige getuigenis, welke Cicero van hem geeft, de Orat. L. II. C. 14. „Minimus natu omnium Timaeus, quantum autem judicare possum, longe eruditissimus, & rerum copia & sententiarum varietate abundantissimus, & ipsa compositione verborum non impolitus, magnam eloquentiam ad scribendum attulit, sed nullum usum forensem.” — Zie voorts vossius de Historicis Graecis, L. I. C. 12.