Naar inhoud springen

Pagina:Malot, Alleen op de wereld (vert. Keller 1880).pdf/100

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— Wilt gij de honden en den aap wegbrengen? vroeg zij, dan kunnen wij gaan werken.

Ik deed wat zij verlangde en ging met mijn troepje naar den voorsteven.

Maar voor welken arbeid was die arme zieke knaap geschikt?

Ik zag, dat zijne moeder hem eene les overhoorde, en aandachtig in een boek volgde wat hij zeide. Op zijne plank uitgestrekt, zeide Arthur zijne les op, zonder eene enkele beweging te maken. Liever gezegd: hij trachtte zijne les op te zeggen, want hij haperde geweldig en bracht geen drie woorden vlot er uit, en dan nog vergiste hij zich dikwijls.

Zijne moeder verbeterde zijne fouten met zachtheid, maar toch met ernst.

— Gij kent uw fabel niet, zeide zij.

Het trof mij, dat eene moeder tot haar kind u zeide, want ik wist toen nog niet, dat dit in Engeland de gewoonte was.

— Ach moeder, sprak hij, op treurigen toon.

— Gij maakt vandaag veel meer fouten dan gisteren.

— Ik heb toch mijn best gedaan om te leeren.

— En gij hebt niet geleerd.

— Ik kon niet.

— Waarom niet?

— Ik weet het niet; omdat ik niet kon — ik ben ziek.

— Gij zijt niet ziek van hoofd. Ik zal er nooit in toestemmen, dat gij niets leert, en dat gij, onder voorwendsel, dat gij ziek zijt, in onkunde opgroeit.

Mevrouw Milligan scheen mij zeer streng toe, maar zij sprak toch zonder drift en met eene vriendelijke stem.

— Waarom doet gij mij zoo'n verdriet aan, door uw lessen niet te leeren?

— Ik kan niet, mama; ik verzeker u, dat ik niet kan. En Arthur begon te weenen.

Maar mevrouw Milligan liet zich door die tranen niet van haar stuk brengen, ofschoon zij aangedaan was en bedroefd, zooals zij zelve had gezegd.

— Ik had u vanmorgen met Rémi en de honden willen laten spelen, ging zij voort, maar gij moogt niet spelen vóór gij uw fabel zonder fouten opzegt.

Met die woorden gaf zij aan Arthur zijn boek en verwijderde zich eenige schreden alsof zij naar beneden wilde gaan, terwijl zij haar zoontje op zijne plank alleen liet liggen.

Hij snikte van 't weenen en waar ik stond, kon ik duidelijk hooren hoe zijn stem hokte.

Hoe kon mevrouw Milligan zoo streng zijn voor haar armen kleinen jongen, dien zij zoo innig lief scheen te hebben? Als hij