Naar inhoud springen

Pagina:Malot, Alleen op de wereld (vert. Keller 1880).pdf/26

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

voordeel daarvan trekken kan, of men het verhuurt of het zelf voor het een of ander gebruikt. Maar hij is geen dwerg en geen monster; hij is geschapen zooals ieder ander en deugt nergens toe.

— Hij kan werken.

— Daartoe is hij te zwak.

— Hij zwak! kom, onzin en hij is zoo gezond en sterk als een groot mensch, zie maar eens wat beenen hij heeft. Hebt gij ze ooit rechter gezien?

— Barberin stroopte mijn broekspijpen op.

— Die zijn erg dun, zeide de oude man.

— En zijn armen? vervolgde Barberin.

— De armen zijn evenals de beenen; zij kunnen er door, maar zij kunnen aan vermoeienis en ontbering geen weerstand bieden.

— Hij niet! maar bevoel hem dan eens van alle kanten, bevoel hem eens.

De grijsaard streek met zijn magere hand over mijn beenen, schudde met het hoofd en trok een bedenkelijk gezicht.

Ik had reeds een dergelijk tooneel bijgewoond, toen onze koe verkocht werd. Ook die was van alle kanten bevoeld en betast geworden; de kooper zou haar onmogelijk weer hebben kunnen verkoopen, en toch had hij haar gekocht en ze medegenomen.

— Zou die vreemde man mij koopen en medenemen? ach, moeder Barberin, moeder Barberin! Ongelukkig genoeg was zij er niet om mij te verdedigen.

Als ik maar gedurfd had, dan zou ik gezegd hebben, dat juist de oude Barberin mij mijn zwakheid en mijn gebrek aan armen en beenen verweten had; maar ik begreep dat, al viel ik hem in de rede, mij dit niets dan een geduchte berisping op den hals zou halen en ik zweeg dus.

— Hij is een kind zooals er zoovelen zijn, zeide de grijsaard, dat is waar, maar hij is een stadskind; het is dus zoo goed als zeker, dat hij nooit in staat zal wezen om op het land te werken; zet hem eens aan den ploeg om de ossen aan te jagen, dan zult ge eens zien, of dat van langen duur zijn kan.

— Tien jaar.

— Geen maand.

— Maar zie hem dan toch eens aan.

— Zie hem zelf maar eens aan.

Ik stond aan het einde van de tafel, tusschen Barberin en den grijsaard; de een stootte mij van zich af, de ander wilde mij evenmin hebben.

— Nu, zeide de oude man eindelijk, ik zal hem dan nemen zooals hij is. Maar ge moet mij wel verstaan, ik koop hem niet van u, ik huur hem slechts. Ik geef u twintig francs per jaar.