Naar inhoud springen

Pagina:Malot, Alleen op de wereld (vert. Keller 1880).pdf/28

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— Om mij gezelschap te houden, zeide hij; ik word oud en 's avonds na een vermoeienden dag, als het slecht weer is, dan word ik dikwijls zwaarmoedig; hij zal mij dan eenige afleiding bezorgen.

— Dat zullen zijn beenen stellig wel kunnen verdragen.

— Toch niet lang, want hij zal moeten dansen, springen en loopen, en wanneer hij geloopen heeft, zal hij weder moeten springen; kortom hij zal een deel uitmaken van het gezelschap van signor Vitalis.

— En waar is uw gezelschap?

— Ik ben signor Vitalis, zooals ge ongetwijfeld reeds geraden zult hebben; ik zal u mijn gezelschap voorstellen, daar gij er prijs op stelt kennis daarmede te maken.

Terwijl hij dit zeide, maakte hij zijn schapevacht los en het vreemde dier, dat hij onder zijn linkerarm bewaarde, kwam in zijn hand.

Dit dier had telkens zijn vacht in beweging gebracht; maar het was geen hondje, zooals ik eerst gemeend had.

Wat voor soort dier kon dat wezen?

Was het wel een dier?

Ik wist niet welken naam ik aan dat zonderlinge schepsel, dat ik voor de eerste maal zag, geven moest, terwijl ik het met de grootste verbazing stond aan te staren.

Het droeg een rood rokje met goud-galon afgezet, maar zijn armen en beenen waren naakt, want het waren armen en beenen en geen pooten; zij waren echter met een zwarte en geen blanke of roode huid bedekt.

Evenzoo was zijn kop, zoo groot als een gebalde vuist, pikzwart; zijn gelaat was breed en kort, een wipneus met wijd opengespalkte neusgaten en gele lippen; maar wat mij het meest van alles trof, waren de beide oogen, die zeer dicht bij elkander stonden, van groote levendigheid getuigden en als een paar spiegeltjes glinsterden.

— O, die leelijke aap! riep Barberin uit.

Dat woord deed mij van mijne verbazing bekomen, want al had ik nog nooit een aap gezien, toch had ik dikwijls er over hooren spreken. Het was dus geen zwart kind, dat voor mij stond, het was een aap.

— Dat is de hoofdpersoon van mijn troep, zeide Vitalis, dit is de heer Joli-Coeur. Joli-Coeur, mijn jongen, maak voor het publiek uw compliment.

Joli-Coeur bracht zijn gesloten hand aan de lippen en gaf ons elk een kushand.

— Nu een ander, vervolgde Vitalis, terwijl hij zijn hand naar den poedel uitstak: signor Capi zal de eer hebben zijn vrienden aan het geachte gezelschap voor te stellen.