Naar inhoud springen

Pagina:Malot, Alleen op de wereld (vert. Keller 1880).pdf/31

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

treft, mijnheer Capi, gij zijt een oppassende hond; laat mij u den poot drukken.

Terwijl de aap zacht kermend aan het bevel gehoorzaamde, reikte de hond fier en gelukkig zijn poot aan zijn meester.

— Laten wij thans onze zaken verder behandelen, begon Vitalis. Ik geef u dus dertig francs.

— Neen veertig.

Er volgde nu een zeer levendig gesprek; maar Vitalis brak dit eensklaps af door te zeggen:

— Het kind moet zich hier vervelen, laat hij maar wat in den tuin gaan spelen.

Hij gaf te gelijk aan Barberin een wenk.

— Ja, dat is goed, ga maar naar den tuin, maar kom niet terug vóór ik u roep, want anders word ik boos.

Ik kon niet anders doen dan gehoorzamen, wat ik dan ook deed.

Ik ging dus naar den tuin; maar gevoelde tot spelen volstrekt geen lust. Ik ging op een steen zitten en verviel in diep gepeins.

Mijn lot zou op dat oogenblik worden beslist. Wat zou het wezen? Ik bibberde van koude en angst.

Het onderhoud tusschen Vitalis en Barberin duurde geruimen tijd, want meer dan een uur verliep er vóór hij bij mij in den tuin kwam.

Eindelijk zag ik hem: hij was alleen. Kwam hij mij halen om mij aan Vitalis te geven?

— Kom, ga mede naar huis, sprak hij.

Naar huis! Ik zou vrouw Barberin dus niet verlaten?

Ik had het hem gaarne willen vragen, maar ik durfde niet, want hij scheen in een kwade luim.

Wij spraken onderweg geen woord. Maar even vóór wij de woning bereikten, stond Barberin stil.

— Gij begrijpt, zeide hij, terwijl hij mij bij mijn oor greep, dat als gij een woord vertelt van hetgeen gij vandaag gehoord hebt, dit u duur te staan zal komen; dus pas maar op!




IV.
HET OUDERLIJK HUIS.


— Wel, vroeg vrouw Barberin, toen wij tehuis kwamen, wat heeft de burgemeester gezegd?