ik sprong van het dijkje en omhelsde Mattia. Capi sprong tegen mij op en ik nam hem in mijn armen en kuste hem.
— Nu gauw naar beneden.
— Als vrouw Barberin thuis is, hoe zullen we haar dan met de koe verrassen? vroeg Mattia.
— Gij gaat alleen naar binnen en vertelt haar, dat ge een koe brengt van den prins, en als zij vraagt: van welken prins? dan kom ik te voorschijn.
— Hoe jammer dat wij onzen intocht niet kunnen maken met muziek, dat zou eerst aardig zijn!
— Mattia, geen gekheid!
— Wees maar niet bang; ik heb geen plan om dezelfde domheid nog eens te doen; maar dat is toch zeker, als die vronw veel van muziek houdt, zou eene fanfare hier recht op zijn pas wezen.
Toen wij aan eene bocht van den weg kwamen, juist boven het huis van vrouw Barberin, zagen wij eene witte muts in den tuin te voorschijn komen: dat was vrouw Barberin; zij opende het hek en ging den weg op naar den kant van het dorp.
Ik vertelde aan Mattia dat dit vrouw Barberin was en wij bleven een oogenblik stilstaan.
— Zij gaat uit. Hoe doen wij dan met onze verrassing?
— Wij zullen eene andere verzinnen.
— Welke?
— Dat weet ik nog niet.
— Zoudt gij ze niet roepen?
De verleiding was groot, maar ik weerstond haar toch; maanden lang had ik er mij een feest van gemaakt, dat ik vrouw Barberin verrassen zou en daarvan kon ik nu niet zoo opeens afstand doen.
Spoedig stonden wij aan het hek voor mijn voormalig huis en ik trad binnen zooals voorheen.
Ik kende de gewoonte van vrouw Barberin en ik wist, dat de deur slechts op de klink stond en wij dus gemakkelijk in huis konden komen; maar eerst moest ik onze koe op stal brengen. Ik ging dus eens zien in welken toestand die stal verkeerde en ik zag, dat hij nog precies was als voorheen, behalve dat er eenige takkenbossen in lagen. Ik riep Mattia en nadat wij de koe hadden vastgemaakt, begonnen wij met ijver de takkenbossen opzijde te leggen, en daarmede waren wij spoedig gereed, want heel veel hout had vrouw Barberin niet opgedaan.
— En nu, zei ik tot Mattia, gaan wij naar binnen; ik ga in 't hoekje van den haard zitten, waar vrouw Barberin mij dan kan vinden. Daar het hek op de hengsels knarst, als het geopend wordt, hebt gij al den tijd, als zij terugkomt, om met Capi u achter het ledekant te verschuilen. Dan zal ze mij alleen zien.., wat zal ze opkijken!