Naar inhoud springen

Pagina:Malot, Alleen op de wereld (vert. Keller 1880).pdf/340

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Maar ik mocht mij niet aan mijne gewaarwordingen overgeven. Ik zou immers Barberin ontmoeten en door hem mijne familie.

Op een stuk papier had ik de namen en woonplaatsen geschreven van de menschen, bij wie ik Barberin zou kunnen vinden; maar dit was een noodelooze voorzorg, want ik had noch de namen noch de adressen vergeten en ik behoefde mijn papier niet in te zien om te weten, dat ik bij Pajot. Barrabaud of Chapinet moest wezen.

Het eerst kwam ik aan het huis van Pajot, toen ik de rue Mouffetard insloeg. Moedig stapte ik dat huis binnen, waarvan Pajot het ondergedeelte bewoonde; toch beefde mijne stem een weinig toen ik naar Barberin vroeg.

— Wat voor een Barberin bedoelt ge?

— Barberin uit Chavanon.

En ik beschreef het voorkomen van Barberin, tenminste zooals ik hem gezien had op dien avond, dat hij uit Parijs kwam: stug gelaat, norsche uitdrukking, met het hoofd eenigszins naar den rechterschouder overhellend.

— Die is hier niet, dien kennen wij niet.

Ik bedankte en ging verder naar Barrabaud. Deze verhuurde gemeubelde kamers en hield een fruitwinkel.

Opnieuw vroeg ik naar Barberin.

Eerst kostte het me moeite om mijn vraag aan den man te brengen, want Barrabaud en zijne vrouw waren samen bezig: de een om een groene klomp door te hakken met eene soort van troffel; het was spinazie zeide hij; de andere was aan 't kijven met een klant over een stuiver, dien deze beweerde dat hij te weinig terugontvangen had. Toen ik tot driemaal toe mijne vraag herhaald had, kreeg ik eindelijk antwoord.

— O, ja Barberin; die woonde indertijd hier; zoowat vier jaar geleden.

— Vijf, zeide de vrouw, en hij is ons nog een week schuldig.

— Waar zit die kerel nu?

Dat was het juist wat ik wilde weten.

Teleurgesteld en min of meer ongerust ging ik verder; Chapinet alleen bleef mij nog over. Tot wien zou ik mij wenden, als die ook niet wist waar Barberin was? Waar hem dan te zoeken?

Evenals Pajot had ook Chapinet een eethuis, en toen ik het vertrek binnentrad waar hij kookte en tevens zijn bezoekers bediende, zag ik aan de tafeltjes verscheidene menschen.

— Barberin is niet meer hier, antwoordde hij.

— Waar is hij dan? vroeg ik bevend.

— Dat weet ik niet.

Het was of ik eene duizeling kreeg; de potten en pannen dansten mij voor de oogen.