— Waar kan ik hem zoeken?
— Hij heeft zijn adres niet achtergelaten.
Zeker drukte mijn gelaat op welsprekende en treffende wijze mijne teleurstelling uit, want een der mannen, die aan tafeltje bij het fornuis zat te eten, richtte het woord tot mij.
— Wat wilt ge van Barberin? vroeg hij?
Het viel mij onmogelijk hem openhartig te antwoorden en mijne geschiedenis hem te vertellen.
— Ik kom uit zijn land, uit Chavanon, en ik kom hem tijding brengen van zijne vrouw. Zij had me gezegd, dat ik hem hier zou vinden.
— Als ge weet waar Barberin is, sprak Chapinet, zich tot den man wendende, die tot me gesproken had, kunt gij het wel aan dien jongen vertellen; die wil hem geen kwaad; is 't wel, vriendje?
— O neen, mijnheer.
Ik kreeg weder hoop.
— Barberin moet thans in het logement van Cantal wonen, in de passage d'Austerlitz, daar was hij tenminste drie weken geleden.
Ik betuigde mijn dank, maar vóór ik naar de passage d'Austerlitz ging, die, meende ik, aan het andere einde van de brug van Austerlitz lag, wilde ik iets omtrent Garofoli vernemen, om Mattia op de hoogte te brengen van diens toestand.
Ik was vlak bij de rue de Lourcine en ik had maar weinige schreden te doen om het huis te vinden, waar ik eens met Vitalis geweest was. Evenals de eerste maal toen ik die woning binnentrad, was een oud mannetje, hetzelfde als toen, bezig met behulp van een stok met een haak oude lorren tegen een groenachtigen muur te hangen. Men zou gezegd hebben, dat hij in al dien tijd niets anders had gedaan.
— Is baas Garofoli al terug? vroeg ik.
Het oude mannetje zag mij eens aan en begon te hoesten. Het scheen mij toe, dat ik hem moest doen begrijpen, dat ik wist waar Garofoli was en zonder dit van den voddenraper niets te weten zou komen.
— Zit hij nog altijd? vroeg ik met een blik van verstandhouding.. Dan zal hij zich wel vervelen.
— Misschien; maar de tijd gaat toch om.
— Toch niet zoo gauw voor hem als voor u.
Het mannetje lachte om die aardigheid, en begon toen geweldig te hoesten.
— Weet ge ook wanneer hij terug moet komen? vroeg ik, toen zijn hoest wat bedaard was.
— Over drie maanden.