— Maar.....
— Gij vindt het niet prettig een Engelschman te wezen, nietwaar?
— Ik zou van hetzelfde land willen zijn als Lize en de kinderen.
— Ik had liever gehad, dat gij een Italiaan waart.
— Als ik een Engelschman ben, behoor ik tot hetzelfde land als Arthur en mevrouw Milligan.
— Als ge een Engelschman zijt? Maar dat is zeker; als uw ouders Franschen waren, zouden zij toch geen engelsche advocaten belasten om in Frankrijk het kind op te sporen, dat zij verloren hebben. Nu gij een Engelschman zijt, moet gij naar Engeland gaan. Dat is het beste middel om bij uwe ouders te komen.
— Als ik eens aan die advocaten schreef?
— Waarom zoudt ge dat doen? Men kan veel verder komen met praten dan met schrijven. Toen wij te Parijs kwamen, hadden wij acht gulden vijftig; toen hebben wij zeven gulden gemaakt, vervolgens vijf en zes, daarna vijf: dit maakt zoowat te zamen vijfentwintig gulden; vier gulden hebben wij uitgegeven, dus hebben wij nog ruim twintig gulden, en dat is meer dan wij noodig hebben om naar Londen te gaan. Men gaat te Boulogne in de boot naar Londen en dat kost niet veel geld. Ben je wel eens te Londen geweest?
— Dat weet ge wel; maar wij hadden in het paardenspel van Gassot twee clowns die Engelschen waren, en deze hebben mij dikwijls van Londen gesproken en zij hebben mij een paar engelsche woorden geleerd, om met elkander te kunnen praten zonder dat de vrouw van Gassot, die zoo nieuwsgierig was als een uil, kon verstaan wat wij zeiden. Wat we haar in 't engelsch gekheden in 't gezicht hebben gezegd, zonder dat zij er iets van begreep! Ik zal je naar Londen brengen.
— Ik heb bij Vitalis ook engelsch geleerd.
— Dat wil ik wel gelooven; maar in die drie jaren hebt ge 't wel moeten vergeten, terwijl ik het nog ken: dat zult gij zien. Bovendien, 't is niet alleen omdat ik je in Londen van dienst zal kunnen zijn, dat ik met je naar Engeland wil gaan, maar, om je de waarheid te zeggen, heb ik nog eene andere reden.
— En die is?
— Als je ouders je te Parijs kwamen halen, zouden zij mij misschien niet met je willen meenemen; maar ben ik eens in Engeland, dan zullen zij mij niet terugzenden.
Zulk eene onderstelling scheen mij eene beleediging toe voor mijne ouders, maar zoo volstrekt onmogelijk was het niet, en 't was dus eene geldige reden. Al was er maar ééne kans dat mijne reis gelukken kon, dan moest ik die eenige kans wagen