kleuren beschilderd, groene weilanden, boomen, die nog nooit waren gesnoeid en hier en daar landingsplaatsen, die in het donkere water uitstaken, seinpalen voor den waterstand en groenachtige slibberige balken.
Langen tijd bleef ik dit tafereel gadeslaan met wijd geopende oogen en dacht aan niets dan om rond te zien en te bewonderen. Maar daar begonnen de huizen op beide oevers van de Theems zich al meer en meer zamen te pakken in lange roode rijen en de lucht werd al somberder en somberder. Rook en mist vermengden zich, zonder dat men zeggen kon wie de bovenhand had in dikte, de mist of de rook; inplaats van boomen of vee in de weide, zag ik opeens een bosch van masten vóór mij verrijzen: de schepen vutden het weiland.
Ik kon het niet langer meer uithouden; ik klouterde naar beneden om Mattia te halen; hij werd wakker en daar zijne zeeziekte voorbij was, was ook zijn knorrig humeur geweken, zoodat hij er niets tegen had om met mij op mijne kisten te klimmen. Ook hij was verbijsterd door het schonwspel en wreef zijne oogen uit; hier en daar doorsneden de kanalen de weilanden en stortten zich dan in de rivier uit, hunne vracht van schepen met zich voerende.
Ongelukkig werd de rook en de mist nog dikker; men zag slechts nu en dan iets om zich heen en hoe verder men kwam, zooveel te donkerder werd het.
Eindelijk verminderde onze boot hare vaart; de machine stond stil; de touwen werden naar den oever geworpen; wij waren te Londen en stapten aan wal temidden van menschen, die ons aanstaarden, maar zonder een woord tot ons te spreken.
— Nu is het oogenblik gekomen, dat ge van uw engelsch partij kunt trekken. Mattia, zeide ik.
En Mattia, die het volste vertrouwen had in zijne kennis van de taal, gaat regt op een grooten man met een rooden baard af en vraagt hem heel beleefd, met den hoed in de hand, den weg naar Green-Square.
Het kwam me voor, dat het zeer lang duurde eer Mattia den man aan het verstand had gebracht wat hij bedoelde; bij herhaling moest hij hetzelfde vragen, maar ik hield me of ik volstrekt niet twijfelde aan de kennis van mijn vriend.
— Eindelijk kwam hij terug.
't Is heel gemakkelijk te vinden, zeide hij, wij behoeven maar den loop van de Theems te volgen en de kaden te houden.
Maar er zijn geen kaden te Londen, of liever zij waren er niet in dien tijd; de huizen staken vooruit tot in de rivier.
Wij waren dus genoodzaakt de straten te volgen, die, naar wij meenden, evenwijdig met de rivier liepen.