Pagina:Maria Sibylla Merian - Metamorphosis insectorum Surinamensium - Universiteitsbibliotheek Utrecht MAG AB 352 Rariora.pdf/103

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

32 VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.

DE XXXII. AFBEELDING.


DEze plant in Surinaame Splaapertjes genaamt heb ik in myn tuin gehad, dienende om op wonden te leggen, alzo sy tot genesinge der zelve goed zyn, by nacht leggen sig alle bladen twee en twee op malkanderen, als of het maar een blad was, de plant heeft een harde steel, wast zes voeten hoog, draagt geele bloemtjes, uit deze komen lange en smalle peultjes vol kleine zaden, de wortel is wit, en vezelachtig.

Diergelyke Rupsen als een op deze plant legt, namen haar voetzel van deze bladen, sy zyn groen met roose verwe strepen en met twee hoorntjes verciert, den 20. May 1700. hebben sy begonnen haar zelven te vervellen, zyn wat lichter van coleur geworden, en alzo in Poppetjes verandert, zynde toen roodachtig met zilvere vlakke vercierd, den 4. Juny quam een zodanig bruine met een geele verve vercierde Cappelle daar uit, als hier vliegende en zittende verbeeld werd.


Dit gewas werd by Piso in zyn vierde Boek en drie-en-twintigste hooftdeel beschreven met de naam van Paiomirioba secunda en in de Catalogus horti Academici Lugduno Batavi van Hermans met de naam van Senna Occidentalis odore opii, minus viroso, foliis glabris, obtusis voorgestelt; naar dewyl dit gewas geen gemeenschap, dan alleen in des zelfs bloem, heeft met de Senna Alexandrina & Italica, zo heeft Tournefort dit gewas en met veel recht gebracht by de Cassia fistula Alexandrina, met wien des zelfs bloem en vrucht nader overeenkomst heeft, en stelt dit gewas voor met de naam van Cassia Americana foetida, foliis Subrotundis acuminatis, als te zien is op het 619. blad van zyn instutiones rei herbariæ.