Pagina:Nederlandsch kruidkundig archief.djvu/22

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

en-Dal, terwijl een paar leden nog een excursie maakten naar het Noordelijkste gedeelte van de Peel, doch dit gebied vol- komen droog en dor vonden.

Vermelding mogen de volgende planten vinden:
Utricularia intermedia Hayne,
Eriophorum latifolium Hoppe,
Cladium Mariscus B.Br.,
Malaxis paludosa Sw. en
Sturmia Loeselii Bchb. uit de venen bij den Plasmolen;
Mentha rotundifolia L. van den St. Jansberg;
Triodea decumbens P. B.,
Hypericum pulchrum L. van den Maartensberg;
Trifolium medium L. opgang van den St. Jansberg;
Cicendia filiformis Bchb.,
Pilularia globulifera L. uit de plassen bij het Station Beugen;
Gnaphalium luteo-album L. bij Mill;
Plantago Coronopus L. bij Beugen, Haps enz.;
Alsine tenufolia Wahl. bij Beek;
Festuca myurus Ehrh. tusschen Haps en Wanroij;
Hypericum montanum L. oude Kleefsche baan, van welke plaats eveneens de volgende Rubussoorten werden verzameld:
Rubus nitidi W.et N.,
Rubus vestius W.et N.,
Rubus radula Wh.,
Rubus Winteri Focle.

Bovendien schonk de Heer Abeleven nog de volgende planten, die nieuw zijn voor de Flora van Nijmegen, deels door hemzelf verzameld, deels door zijn leerlingen de Heeren Docters van Leeuwen en Gouka en door den Heer P. J. S. Cramer, welke planten reeds in de vorige Zomervergadering werden vertoond. Het zijn de volgende soorten:

Glaucium corniculatum Curt.,
Sisymbrium loeselii L.,