Pagina:Nieuwe Rotterdamsche Courant vol 085 no 075 Ochtendblad.djvu/3

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
3
3
NIEUWE ROTTERDAMSCHE COURANT. — DONDERDAG 15 MAART 1928 — OCHTENDBLAD, B.

Officieele Berichten.



Zeemacht.

 Bij Kon. besluit is met 1 April:
 1o. de kapitein ter zee titulair W. F. van Erp Taalman Kip eervol ontheven van de betrekking van directeur van het loodswezen, de betonning, bebakenlng en verlichting jn het 3de district, te Amsterdam, en die betrekking opgedragen aan den kapitein ter zee B. Kruys, onder stilstand van inkomsten bij de zeemacht;
 2o. zijn bevorderd tot kapitein ter zee de kapitein-luitenants ter zee B. H. Haantjens en H. A. Romswinckel; tot kapitein-luitenant ter zee de luitenants ter zee der 1ste klasse T. L. Kruys en J. S C. Olivier en tot luitenant ter zee der 1ste klasse de luitenant der zee der 2de klasse W. H. Tetenburg en W. P. H. Backer;
 3o. den kapitein ter zee titulair W. F. van Erp Taalman Kip en den kapitein ter zee B. H. Haantjens, op hun verzoek, wegens langdurigen dienst, eervol ontslag uit den zeedienst verleend, onder toekenning van levenslang pensioen;
 4o. den luitenant ter zee der 1ste klasse W. Th. C. Zimmerman, op zijn verzoek, eervol ontslag uit den zeedienst verleend.

Landmacht.

 Bij Kon. besluit van 13 Maart is, met ingang van 1 Mei:
 A. benoemd, bij het wapen der infanterie, tot generaal-majoor de kolonel J. C. Wagner, commandant van de 1ste infanteriebrigade (brigade grenadiers en jagers);
 2. een eervol ontslag uit den militairen dienst verleend:
 1o. op hun aanvrage, aan:
 a. den generaal-majoor J. C. Wagner, voornoemd, van het wapen der infanterie, en
 b. aan den kapitein C. H. Rinsma, van den plaatselijken staf;
 2o. aan:
 a. den generaal-majoor W. E. van Dam van Isselt, commandant der 1ste divisie, tevens bevelhebber in de 1ste militaire afdeeling, en
 b. den kolonel A. J. C. Alenson, inspecteur der militaire administratie,
 allen ter zake van langdurigen dienst;
 3o. op zijn aanvrage, aan den luitenant-kolonel J. F. Altmann, van den staf der artillerie, zulks met de verplichting om ter beschikking te blijven;
 4o. op zijn aanvrage, aan den reserve-kolonel P. J. van der Meer, van het wapen der artillerie, zulks in verband met het eindigen van den tijd, waarvoor belanghebbende als officier ter beschikking is;
 C. den generaal-majoor W. E. van Dam van Isselt, voornoemd, dank betuigd voor de veeljarige en belangrijke diensten, door hem aan den lande bewezen;
 D. benoemd, bij het reserve-personeel der landmacht, bij het wapen der artillerie, tot reserve-lultenant-kolonel, bij het 1ste regiment onbereden artillerie, de luitenant-kolonel J. F. Altmann, voornoemd.
 Bij Kon. beslui van 13 Maart is, op zijn aanvrage, onder toekenning van een eervol ontslag uit zijn tegenwoordige betrekking, benoemd, bij het personeel van den geneeskundigen dienst der landmacht, tot officier van gezondheid der 2de klasse de reserve-officier van gezondheid der 2de klasse H. G. J. Wensink, van dat personeel.
 Bij Kon. besluit van 13 Maart is benoemd bij het reserve-personeel der landmacht, bij het personeel van den geneeskundigen dienst tot reserve-officier van gezondheid der 2de klasse de heer H. Hartman, arts.

Onderscheidingen.

 Bij Kon. besluit van 9 Maart is toegekend de aan de Orde van Oranje-Nassau verbonden eeremedaille, in brons, aan:
 L. P. Schilling, in dienst van de N. V. S. Spijer’s Juweliersbedrijf, te Amsterdam;
 J. Y. Rinia, voorheen arbeider in dienst van den heer M. Kingma Hzn., te Makkum, gemeente Wonseradeel.



 Bij Kon. besluit is vergunning verleend tot het aannemen van de versierselen van 1o. Officier der Orde van Leopold II van België, aan dr. H. Snellen, hoogleeraar aan de Rijksuniversiteit te Utrecht; 2o. ridder der Danebrogorde van Denemarken aan Louis de Vries, tooneelspeler te Amsterdam.



 De gewone audiëntie van den minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen zal Maandag 19 Maart niet plaats hebben.


Laatste Berichten.



Nederland.



Raden van beroep voor de directe belastingen.

 De Kamer van Koophandel te Dordrecht heeft zich tot de Tweede Kamer gewend met bezwaren tegen het ingediende wetsontwerp tot herziening van de wet van 19 december 1914 op de raden van beroep voor de directe belastingen.
 Deze bezwaren betreffen de voorgestelde veranderingen in het karakter der functies van voorzitter en secretaris der raden van beroep.
 Werd tot dusverre, aldus het adres, de onpartijdigheid in onafhankelijkheid dezer colleges tegenover de administratie gewaarborgd door de bepalingen, volgens welke de voorzitter slechte een raadgevende stem bezit, en de secretaris uit en door den Raad wordt benoemd, thans wenscht de regeering den voorzitter tot lid van den raad te maken, en het secretariaat te doen vervullen door een voordaartoe vanwege de Kroon aangestelden functionaris voorzien van een door de regeering vastgestelde instructie.
 Met het eerste dreigt het gevaar, dat de belastingschuldigen net vertrouwen in de onpartijdigheid der beslissingen van den raad zouden kunnen verhezen; het tweede geeft in nog meerdere mate grond voor de vrees, dat de raden hun karakter van onpartijdige en tegenover den fiscus zelfstandige colleges zullen verliezen.
 Het is immers niet te ontkennen, dat een secretaris, die ambtenaar is en niet uit de leden van den raad wordt gekozen doch niet onwaarschijnlijk uit het corps der belastingambtenaren zal worden benoemd, uiteraard in sterke mate zal kunnen worden beïnvloed door de inzichten der belasting-autoriteiten, hetgeen ongetwijfeld ongunstige gevolgen zou kunnen hebben ten aanzien van de beslissingen van den raad.
 Daar de staat in alle gedingen voor den raad betrokken is, en toch reeds een machtige tegenpartij vormt, wordt hem nu de mogelijkheid opengelaten, tevens zijdelings invloed uit te oefenen op de beschouwingswijze van het college, dat zijn zaak te berechten heeft.
 Het behoeft geen verder betoog, zegt de Kamer, dat zulks uitermate schadelijk zal zijn voor het vertrouwen van belastingschuldigen, hetwelk de raden als beroepsinstanties genieten.
 De Kamer verzoekt daarom, deze voorgestelde wijzigingen niet aan te nemen.



 In het aanstaande zomerseizoen zal overdag een nieuwe luxe sneltrein van Nederland naar Bazel langs den Rijn rijden. De trein zal reizigers eerste en tweede klas vervoeren en vertrekt ’s ochtends om 6 uur uit Hoek van Holland, om 7.35 uit Amsterdam, om 11.35 uit Keulen en komt te Bazel (Badische Bahnhof) aan om half zeven ’s avonds. Uit Bazel vertrekt de trein om 9.53 ’s ochtends en komt te Keulen aan om 4.55, te Amsterdam om 9.40 en te Hoek van Holland om 10.22 ’s avonds.
 Van 1 Juli tot 10 September zal de trein doodrijden tot Lucern en ook uit deze stad vertrekken. Aankomst te Lucern 8.23 ’s avonds. Vertrek uit Lucern 7.50 uur ’s ochtends.



Binnenlandsch Nieuws.

 GORINCHEM. Aan een groot aantal arbeiders van de Suikerfabriek Hollandia is tegen 1 April ontslag aangelegd. Er is geen suiker genoeg ter raffinatie.



Post en Telegraphie.

 Ter gelegenheid van de Amsterdamsche Veetentoonstelling op Donderdag 29 Maart a.s. zal het wijk- en telegraafkantoor Veemarkt, geopend zij[n] van 9 tot 16 uur.



Land- en Tuinbouw.

 In de Anna Palownapolder zullen dit voorjaar 7 bollenschuren, volgens de eischen des tijds, voor diverse kweekers gebouwd worden.



Handelsberichten.

RUBBER.

 (R.B.D.) LONDEN. 14 Maart na slot. Stemming bij slot vaster, voornamelijk op dekkings-orders. Plant. Crepe Stand. No. 1 loco en Maart 115/8, April/Juni 117/8, Juli/Sept. 1/-, Oct/Dec. 1/01/8, alles koopers. Ribbed Smoked Sheet loco en Maart 115/8, April/Juni 117/8, Juli/Sept. 1/-, Oct./Dec. 1/01/8, alles bet. en koopers.

VETWAREN.

 (R.B.D.) LONDEN, 14 Maart 6 u. 30. Copra Sing FMS cif. Rotterdam Maart/April 28 koop., Ceylon FMS dito Maart/April 29¼ verk., Grondn. kernen China Maart/April 21¼ nom., dito H.P.S. Maart/April 25½ verk.

OLIËN.

 (R.B.D.) LONDEN, 14 Maart 6 u. 30 (in sh. per Cwt.). Lijnolie loco 28/6 verk.; Maart 27/6 verk., Katoenolie Egypt. ruwe loco 35/- verk., Raapolie ruwe loco 42/- genot., Palmolie Lagos loco 33,6 bet., Palmpitolie te Hull loco 37/6 genot., Grondnootolie Oriënt Maart/April 45/- nom., Cocosolie Ceylon Maart/April 41/7½ verk.



Marktberichten.

 OUD-BEIJERLAND, 14 Maart. Coöp. Fruit- en Groentenveiling Hoeksche Waard en Omstreken G.A. Ermgaard 16—20 c., reinette d’or 2e srt. 9½ c., bellefleur 19½ c., kleiperen 18½ c., uien 14½—17 c., sjalotten 1—10 c., witlof 18—19 c., dunsel 48—58 c., spinazie 26—29 c., knollen 3½—5½ c., alles per kilo.



Stoom- en Zeilvaart.

BINNENLANDSCHE HAVENS.

NIEUWE WATERWEG aangekomen 14 Maart 23 u. 25 m. Gaasterland, st. Blyth ; 23 u. 55 m. Swynfleet, st. Goole; Kinderdijk, st. Vancouver, l. v. Hamburg.
Vertrokken 14 Maart 23 u. 25 m. Tilsit, st. Koningsbergen ; 23 u. 50 m. Eemsterdijk, st. Boston.

Onderwijs.



Kinderstudie.

Lezing van prof. Kohnstamm.

 Gisteravond heeft prof. dr. Ph. Kohnstamm voor de stichtting voor Kinderstudie in de aula van de H.B.S. aan den Nieuwe Duinlaan te ’s-Gravenhage een voordracht gehouden over het onderwerp: Nieuwe stroomingen in de kinderpsychologie.
 Nadat prof. mr. G. A. van Poelje de vergadering had geopend met een woord van welkom, kreeg prof. Kohnstamm het woord.
 Spr. herinnerde eraan, dat prof. Stern een overgang heeft doorgemaakt van de associatie-psychologie naar de personalistische. Hij staat daarin niet alleen, neen, overal in Engeland, Duitschland, Amerika en in sommige opzichten ook in Zwitserland en Oostenrijk, is deze kentering merkbaar, een kentering in een der fundamenteele wetenschappen, zooals niet dikwijls een generatie die meemaakt.
 Sinds Locke stond de psychologie op het standpunt, dat de enkelvoudigheid (simpele ideas) voorafgaat aan de complexen (complex ideas) en dat de enkelvoudige waarnemingen samengroeien tot complexen, geluiden, tonen tot harmonieën bijv.
 In Locke’s voetstappen, trachtte Hume de wetten op te sporen volgens welke deze groei, deze samensmelting verloopt. Daarbij ging men, evenals in de physica, uit van de gedachte dat het geheel ontstaat door samenvoeging van enkelvoudige deelen, waarbij het optreden van iets nieuws natuurlijk is uitgesloten, omdat dezelfde onveranderlijke grondstructuur in verschillende vormen telkens weer optreedt. Dit standpunt is in de laatste kwarteeuw niet bestand gebleken tegen het onderzoek. Verschillende personen hebben daaraan meegewerkt, wier opvattingen weleens strijdig met elkaar schenen, waarbij de gelijke hoofdgedachte op den achtergrond werd gedrongen. Enkele der richtingen noemende, wees spr. in de eerste plaats op de Würzburgerschool, die de wils- en de denkverschijnselen het eerst stelselmatig is gaan onderzoeken om te laten zien, dat de wil niet uit de psychologie is te verbannen, dat in het wilsbesluit een diepere laag van de persoonlijkheid tot uiting komt, die niet door associatie van enkelvoudige waarnemingen is weer te geven.
 Het vraagstuk van de instincten is veel minder in Duitschland dan in Amerika en Engeland tot zijn recht gekomen. Wij krijgen daarbij proefnemingen met dieren die bewijzen, dat het instinct niet door eenvoudige associatie is te verklaren.
 Daarnaast kent men de dieptepsychologie en de Individualpsychologie van Freud, Jung, Adler e. a., die leert, dat onbewust indrukken van zeer lang geleden, hun invloed doen gelden. De Gestaltspsychologen als o.a. Lewin, zijn tot de conclusie gekomen, langs weer een anderen weg, dat het geheel niet tot stand is gekomen door eenvoudige additie; zij zijn het ook, die ontkend hebben, dat de deelen er zijn vóór het geheel, volgens hen beheerscht het geheel de deelen. Van geheel anderen kant is Spranger tot dezelfde conclusie gekomen.
 Het is jammer, dat deze menschen, die aan hetzelfde groote werk arbeiden, elkaar zoo weinig begrijpen en elkaar zoo dikwijls bestrijden. Zij allen toch — ook de behavioristen in Amerika en de Fransche psychologen — stellen de totaliteit op den voorgrond.
 De vraag is nu: wat hebben wij eraan voor de psychologie van het kind?
 Lewin stelt in een der weinige werkjes, die van zijn hand afzonderlijk zijn verschenen, de oude elementenpsychologie scherp tegenover de moderne psychologie, erop wijzend dat de eerstet zocht naar de laatste, niet meer te analyseeren elementen. Montessori bijv. nog leert de kinderen bij het schrijven de elementen en verwacht, dat daaruit dan op een gegeven moment de synthese tevoorschijn komt.
 Proeven evenwel hebben aangetoond, dat een proefpersoon, aan wie de deelen van een geanalyseerde complexe beweging waren geleerd in de volgorde waarin zij worden uitgevoerd, niet begreep wat deze deelen te maken hadden met de complexe beweging, toen die van haar verlang werd. In het onderwijs in lezen bijv. wordt thans daarmee rekening gehouden. De Fransche psycholoog Décroly begint niet meer met afzonderlijke letters, maar met een zin, ja met een heele situatie.
 In ons land heeft men in het leesonderwijs intuïtief reeds lang het elementenstandpunt verlaten.
 Uit het feit, dat het geheel de deelen beheerscht volgt, dat men bij kinderen er vooral aan moet denken, dat wanneer twee hetzelfde doen, dit niet hetzelfde is en zelfs dat het niet hetzelfde is als dezelfde persoon dezelfde dingen doen.
 De „Einbettung” van een handeling, d.w.z. de omstandigheden, de sfeer, waarin een handeling geschiedt, is volgens Lewin beslissend voor de wijze waarop ze wordt uitgevoerd. Daardoor wijkt de reactie van het kind sterk af van de veel meer gerationaliseerde houding van den volwassene. De assistente van prof. Stern heeft proeven dienaangaande genomen met kinderteekeningen. Zij liet kinderen een aantal voorbeelden nateekenen en observeerde daarbij niet alleen het product dat voor den dag kwam, maar ook de wijze waarop het tot stand kwam en de houding der kinderen daarbij.
 Haar voorbeelden waren zeer eenvoudig maar het bleek al aanstonds, dat het kind ze geheel anders bekeek dan een volwassene zou doen; het abstrakeerde veel minder, analyseerde niet, maar reageerde er veel meer op met de geheele persoon, met het gevolg, dat er teekening envoor den dag kwamen, die heel weinig op de voorbeelden geleken.
 Een eenvoudig vierkant werd door de kinderen een tafel, een boek, een brief, een kijkgat, „so ’n Rundes” genoemd. Op het kind maakte het vierkant den indruk van een gesloten geheel en dat gaf het weer op eigen wijze, bijv. door een kring, ofschoon het technisch volkomen in staat was een vierkant te teekenen.
 Vestigde men de aandacht op de hoeken, dan was het resultaat dikwijls, dat de figgur geheel uit het gezichtepunt van den hoek werd bekeken en een figuur met verschillende hoeken te voorschijn kwam. Hoewel geometrisch beschouwd de weergaver van het voorbeeld geheel fout is, zij is niet onlogisch, omdat het kind teekent wat het in het voorbeeld ziet, waarbij zooals bleek uit het plotseling overgaan van de eene zienswijze tot de andere, de opvatting uiterst labiel is; het eene oogenblik is een eenvoudige figuur van twee strepen een zwaar, het andere is het een cijfer éen geworden. Ook het feit, dat hoeken bijv. een indruk van iets stekends, iets vijandigs maken kunnen op kinderen waarop zij reageeren, door die hoeken bij het teekenen bijna in het papier geboord worden, blijkt, dat het kind weergeeft den indruk, de emotie, die het ondervindt.
 Een andere proef werd genomen door kinderen bij elkaar hoorende woorden te zeggen, bijv.: locomotiefmachinist. Daarna zeide men: rijtuig en liet het kind het bijbehoorende woord noemen naar analogie van het eerstgenoemde stel van twee woorden. Het kind zou natuurlijk „koetsier” moeten zeggen, maar een jongetje zeide: paard. omdat een paard ook „vorne geht und so ’rum guckt”. Tal van dergelijke analogieproeven zijn genomen, waaruit de wijze waarop het kind reageert, bleek.
 Door voortgaande differentiatie verrijkt de opvoeding het zieleleven, het kind leeren zien en denken, maar men mag daarbij niet vergeten, dat deze differentieering en rationaliseering een nuchterheid, een verarming teweeg brengen.
 Het zien, het aanpakken der dingen uit de totaliteit verdwijnt, maar niet geheel; ook bij volwassenen komt het denken uit de totaliteit, het intuitieve gedrag, voor. Evenwel hoe sterker wij leven in de analyse, hoe meer wij loskomen uit de totaliteit, zooals Darwin, die klaagde dat hij de schoonheid van een bosch niet meer kan waardeeren. Het zijn vooral de school en de taal, die in die richting sturen. Prof. K. H. Bouman heeft op deze achteruitgang van den totaliteitsindruk door de school gewezen aan de hand van het voorbeeld van een zeer achterlijk kind, dat buitengewoon fijne teekeningen maakte, zeer verwant van primitieve kunst, dat daarna onder invloed van het onderwijs, dat men het bij wist te brengen de artistisiteit verminderde, maar met het verdwijnen van den schoolinvloed de artistiviteit terugkreeg.
 Spr. concludeerde, dat het voor den opvoeder goed is niet aan de psychologie voorbij te gaan; de psychologie en de paedagogiek behooren tot de voortdurende studie van den beroepsopvoeder, maar kan ook voor anderen, met name voor ouders, een bron van inzicht en rijkdom zijn. En veel meer dan tot nu toe moet de school worden gepsychologiseerd, het onderwijs in overeenstemming worden gebracht met de ziel van het kind. Op het oogenblik zondigen wij in het Nederlandsche onderwijs nog ernstig tegen den eisch, dat het moet aansluiten aan het gedachteleven van het kind.
 Prof. van Poelje sprak een slotwoord.



Examens.

Hoogere.

 Leiden. Candidaats examen rechten, de heer F. J. van West.


Sport.



 Lawntennis.

Om den Davisbeker.

 De Zuid-Afrikaansche lawntennisbond heeft zijn inschrijving teruggetrokken, omdat geen ploeg kan uitgezonden worden met eenige kans om het prestige der Afrikanen op te houden. Raymond en Condon zijn beiden verhinderd.



 Voetbal.

In Engeland.

 Gisteren zijn gespeeld:
 Sunderland—Arsenal 5—1.
 Manch. United—Everton 1—0.
 Huddersfield—Blackburn R. 3—1.
 Tweede afdeeling:
 Chelsea—Grimsby 4—0.
 Zuiden:
 Crystal Palace—Torquay 3—2.
 Southend—Swindon 1—1.



 Wielrennen.

De Zesdaagsche te Berlijn.

 Men meldt ons:
 In den afgeloopen nacht waren vele duizenden bezoekers naar het sportpaleis getrokken en ze zijn allen op hun kosten gekomen. De nacht was rijk aan spanning, de achtereenvolgende belangrijke gebeurtenissen waren dat niet alleen van Kempen—Richli maar ook Tietz—Riger, het koppel Emir—Kroschel dat alleen de leiding had, inhaalden, waardoor dit koppel naar de derde plaats van de algemeene klasseering werd gebracht. De Australiër Dempsey die andere renners tijdens de spurts had gehinderd en bovendien niet de minste kans meer had om te winnen werd door de leiding van de zesdaagsche gedwongen de baan te verlaten. In den loop van den dag van heden, heeft daarop zijn partner Frankenstein die nog als reserveman verder reed den strijd opgegeven.
 Na de spurts van hedenmiddag was de stand:
 1. Van Kempen—Richli 241 punten; 2. Tietz—Rieger 192; 3. Emir—Kroschel 87; na 2 ronden: 4. Wambst—Lacquehaye 82; 5. Rausch—Hoertgen 81; na drie ronden: 6. Wolf—Brunier 181; na vijf ronden: 7. Tonani—Dinale 214; na zes ronden: 8. Linari—Lorenz 126; 9. Behrendt—Mac Zynski 110.



 Schermen.

Competitie Haagsche Schermbond.

 In het gymnastieklokaal van de school aan de Van Dijckstraat heeft gisteravond een ontmoeting plaats gehad voor de competitie uitgeschreven door den Haagschen Schermbond tusschen de equipes van de Vrije Wapenbroeder en St. Michael. Onder leiding van de heeren Ch. Sluyter en P. Lugtenburg werd getrokken op floret en sabel.
 Floret: St. Michael met de heeren v. d. Klaauw, met 2 gewonnen partijen, 7 ontv. en 8 geg. treffersk J. van Es 1—10—5; Bosschart 0—12—6; van Driel 0—12—2; totaal 3—41—21, verliest van de Vrije Wapenbroeder met de heeren L. Stam 4—3—12; de Groot 3—7—9; Evenblij 3—6—10; Gaarkeuken 3—5—10; totaal 13—21—41.
 Sabel: De Vrije Wapenbroeder met de heeren Wagemans, Gaarkeuken, de Groot en Stam met 11 gewonnen partijen, 35 ontvangen en 50 gegeven treffers tegen St. Michael met de heeren v. d. Klaauw, v. Es, Italiaander en Elkhuyzen met 5—50—35.



 Biljarten.

Om den Olympiade-beker.

 De eerste ontmoetingen om den Olympiadebeker, uitgeschreven door de biljartvereeniging Victoria te Amsterdam, hadden het volgende resultaat: Rembrandt won met 1349 punten van Het IJ met 1323 punten. Amsterdam won met 1338 punten van Onder Ons met 1154 punten.

 

Om den Pool-beker.

 In café de Pool aan het Damrak te Amsterdam zijn gisteravond de wedstrijden tusschen viertallen om den zilveren Poolwisselbeker begonnen. De eerste ontmoeting ging tusschen de Haarlemsche Biljartclub en Het IJ. Het Haarlemsche viertal won met 690 punten; Het IJ had er 663. Daarna speelde Vriendenkring, Haarlem, tegen Insulinde Amsterdam; de Amsterdammers wonnen met 731 tegen 616 punten. Volgende week Woensdagavond voortzetting.



 Schaken.
 De partij Landau—Davidson, uit den wedstrijd tusschen het Vereenigd Amsterdamsch Schaakgenootschap en de Nieuwe Rotterdamsche Schaakvereeniging hebben de arbiters voor Landau gewonnen verklaard.



 Dammen.

Competitie Haagsche Districtsbond.

Naaldwijk—V.H.D.

 De voorloopige uitslag was 9—1 voor Naaldwijk. Van de 5 afgebroken partijen kwamen 6 punten voor Naaldwijk, zoodat de eindstand is 15—5 voor Naaldwijk.

Naaldwijk—O.D.B.

 De voorloopige uitslag van deze ontmoeting was 9—9. De afgebroken partij is remise geworden, zoodat de einduitslag is 10—10. Door deze uitslagen is Naaldwijk kampioen 2e klasse en moet W.Z.D.V. tegen deze vereeniging twee degradatie-wedstrijden spelen.


Wetenschappelijke Berichten.



De tocht van Sven Hedin.

Te Oeroemtsji aangekomen.

 Men meldt ons uit Berlijn:
 Veel sneller, dan men na ontvangst van het uitvoerige telegram van Sven Hedin had vermoed, heeft men weer een levensteeken van den vermaarden ontdekkingsreiziger vernomen. Thans is hij reeds te Oeroemtsji aangekomen, aanmerkelijk vlugger dan hij zelf had vermoed, waaruit blijkt dat het uiterst moeilijk te bepalen is, op welk tijdstip een bepaalde afstand in de woestijn van Gobi kan worden afgelegd. Het telegram dat Alma Hedin via Peking uit Oeroemtsji heeft ontvangen luidt aldus: 27 Februari Oeroemtsji aangekomen goede reis allen wel, Sven Hedin.



Schrift en ontwikkeling in China.

 Onder den titel „Der Zusammenhang zwischen Schrift und Kultur in China” heeft prof. dr. Heinrich Hackmann, hoogleeraar aan de universiteit van Amsterdam, een zestal studies laten herdrukken[1] die geheel of gedeeltelijk reeds vroeger het licht hadden gezien in het tijdschrift China.
 Prof. Hackmann acht zijn werk „een nieuwe poging om de ziel van het Oosten, de ziel van China, het kenmerkende dat Oost onderscheidt van West te doorgronden.” Het is geen poging om het probleem in zijn geheel te behandelen: slechte op enkele kanten van de Chineesche beschaving en de Chineesche geestesgesteldheid heeft hij licht willen werpen. Daartoe werd een nieuwe weg gevolgd: den samenhang aan te geven tusschen de techniek van het (Chineesche) schrijven en allerlei onderdeelen van de werkzaamheid des geestes.
 Er zijn vijf hoofdstukken: het speciale wezen van het Chineesche schrift, het Chineesche schrift en de intellectueele ontwikkeling van China; schrift en dichtkunst in China, schrift- en schilderkunst in China, en schrift en de Chineesche geschiedenis. Het boek is geïllustreerd. Het daarna verhandelde opent zeer zeker nieuwe gezichtspunten en verdient, dat er met belangstelling van wordt kennis genomen. Gemakkelijke lectuur is het zeker nlet; maar voor wie nader willen komen tot „de ziel van China”, kan dit boek van prof. Hackmann daarbij uitnemende dienst bewijzen.


  1. Bij Ernst Reinhardt te München.

Om de Karaïbische Zee.

 Algernon Aspinall. A wayfarer in the West Indies; with 13 illustr. London, Methuen & Co. 1928.

 Wat de Engelschen West Indies noemen is niet wat wij thans West-Indië heeten. Tot vele jaren na Columbus’ ontdekking was de naam West-Indië in gebruik voor het vasteland van Amerika en voor de eilanden, die in een boog zich uitstrekken tusschen 10 en 28° N.B., van het Z. van Florida tot de N. kust van Zuid-Amerika en de Karaïbische Zee omsluiten. Later is de naam alleen gebruikt voor de eilandengroep, en de Engelschen en Franschen doen dat nog; zoo vat dus ook Aspinall het op in zijn boekje, dat den reiziger in gindschen archipel van eiland tot eiland moet helpen. Hij is de schrijver, o.a. van The pocket guide to the West Indies, waarover we vroeger schreven. Deze wayfarer is één van een heele serie wayfarers, in de meest uiteenliggende streken der aarde, van 7 shillings 6 het stuk; wat voor dit nummer der serie nogal duur is.
 Want ’t behoort tot de werkjes, die „wel aardig” heeten. Zij, die vlot Engelsch lezen, en heelemaal niets van dezen eilanden-gordel weten, zijn niet bekocht; zonder veel moeite nemen zij velerlei wetenswaardigs op. Aspinall vertelt prettig, heeft allerhande historische bijzonderheden in petto.... hier is „Josephine’s homeland”, zoo heet het 8ste hoofdstuk, waarin Marie Joseph Rose Tascher de la Pagerie, later keizerin Joséphine ten tooneele komt wanneer Martinique aan de beurt is. We kennen een Nederlandsch schrijver, even doorkneed in de koloniale geschiedenis, steeds gedocumenteerd wanneer iemand een land, een persoon of een jaartal noemt. AspinaU is zijn evenknie, en toen we over zijn Pocket guide schreven, hebben we al doen uitkomen, dat hij een onderhoudende gids is, die van den hak op den tak springt, omdat er op reis telkens iets anders is te zien dat uitleg behoeft of de gelegenheid biedt om iets aardigs te vertellen. Dat men nu nog te Port of Spain op Trinidad af en toe Afrikaansche liedjes kan hooren en dansen kan zien in Oxford Street, Belmont en St. Juan, is stellig merkwaardig; zij werden hier ingevoerd door negers van Yoruba, op de Slavenkust, Bocht van Guinea. Wanneer men bladz. 137 opslaat zal men daar onderaan lezen welke Creoolsche schotels in de restaurants op tafel komen, coulibou, balarou, calalou, blaff, en zoo voort. Bovenaan dezelfde bladzijde waren we nog aan Joséphine en wat een waarzegster haar voorspelde. Precies de rarekiek.
 Wij beginnen met Barbados, gaan langs de eilanden boven den wind, Trinidad, de eilanden beneden den wind, Jamaica. De Karaibische Zee wordt beschreven als de wieg der Britsche marine en daar lezen we van de „brilliant exploits of our sailors”; het elfde hoofdstuk heet dan ook „With Nelson in the Leewards”, en begint met de historie van Antigua, van oudsher een haven van belang, daarenboven een land van suikerriet en Sea Island-katoen. Gunthorpe en Bendal, dat zijn de twee ondernemingen die wayfarers moeten zien, en dan English Harbour. Deze is inderdaad mooi en blijkens de foto’s geeft deze reis veel schoons te genieten: Barbados en zijn palmenlanen, Bridgetown op hetzelfde eiland, het drukke gewoel en de kleine neringen in de straten, het bad-strand bij het hotel Crane. St George’s Grenada, het gouvernements-huis van Trinidad, een ossenkar met vier span trekdieren, de kultuur van bananen op Martinique, met tot franje gescheurde bladeren van deze Musa; een grandiose waterval op Jamaica en een eindelooze steenen trap op St. Thomas, met nòg meer treden dan de trap naar de Sacré Coeur te Parijs; een ossenkar met de ouderwetsche schijfwielen in San José op Costa, Rica; een stoomboot in de Gatun-schutsluis van het Panama-kanaal; een uitzicht op de noordkust van Jamaica, en de militaire inrichtingen hoog in de bergen van Newcastle op hetzelfde eiland.
 Op het schutblad van het boek is de plattegrond van dezen archipel en aangrenzende landen geteekend, heel in ’t noorden de Bahama’s welker bewoners heftig beweren dat zij geen West Indiërs zijn, en diep in het zuiden Britsch Guiana, Britsch Honduras in het uiterste westen. Ook over Tabago lezen we in het boek; dit is een min of meer onaangename geschiedenis, want er is een tijd geweest, dat het eiland Nieuw Walcheren heette; maar het is heel lang geleden.



Het optreden van een nieuwe voedingswijze bij de Amerikaansche Ekster.

 Deze vogel is hoe langer hoe meer en wel op uiterst schadelijke wijze carnivoor geworden.

 Zooals bekend, is een der Nestor-papegaaien, namelijk de op het Zuid-eiland van Nieuw-Zeeland voorkomende Kea (Nestor notabilis J.Gd.), wiens voedsel primitief alléén uit plantaardige stoffen en insecten bestend, berucht geworden door de gewoonte, die hij aangenomen heeft, schapen aan te vallen en dezen met zijn scherpen snavel, gewoonlijk in de nierstreek groote gaten in het lichaam te bijten om zich met hun vleesch, vooral met hun nieren en vet, te voeden. E. R. Kalmbach nu maakt van een dergelijke gewoonte melding (Techn. Bull. No. 24, 1927, U.S. Dept. Agz.), die zich geleidelijk ontwikkeld heeft bij den Amerikaanschen Ekster (Pica pica hudsonica Jordan), een geographische vorm van onzen Ekster met wiens levenswijze zij, onder normale omstandigheden, dan ook geheel overeenkomt. Gedurende de laatste tien jaren *) is die vogel namelijk begonnen — zoo zegt K. — landbouw-huisdieren in de Westelijke nederzettingen aan te vallen en, sedert de eerste berichten daaromtrent in 1917 inkwamen, strekken de aangerichte verwoestingen zich van Utah tot Colorado, Wyoming en Montana uit. Schapen, runderen en paarden zijn zóó toegetakeld geworden, dat vele er door omkwamen. Rapporten van recenten datum vermelden, dat in één gebied honderdtallen van runderen elken winter door de aangebrachte verwondingen te gronde gaan, en in een andere streek ook die vogels de grootste plaag zijn, waarmede de kolonisten te kampen hebben.
 Gewoonlijk vallen de eksters, evenals de bovenvermelde Kea’s, de dieren in de lendenen aan, waarbij ze soms tot de lichaamsholte doordringen en de nieren verslinden. De oorsprong dezer gewoonte in Noord-Amerika werpt wellicht eenig licht over de aanleidende oorzaken van het zoo schadelijk optreden der Kea’s in Nieuw-Zeeland. Men heeft namelijk opgemerkt, dat schapen met nog versche, bij het scheren verkregen wonden, runderen met pas aangebrachte brandmerken en paarden met open zadel-zweren het eerst werden aangevallen. Toen de eksters echter eenmaal den smaak ervan beet hadden, begonnen ze de dieren óók aan te vallen zonder dat eenigerlei uitwendige prikkel hen daartoe aandrijft.


 *) Ch. Bendire zegt in diens „Life histories of North American Birds” (Washington, 1895, p. 352) reeds een en ander over deze hebbelijkheid van den Amerik. Ekster gehoord te hebben, doch spreekt het vermoeden uit, dat die vogel er zich alléén in buitengewoon strenge winters, dus bij totaal gebrek aan ander voedsel, aan zal schuldig maken.

 [Reeds in een gedeelte van onze vorige oplaag opgenomen geweest.]

Natuurkundige Bibliotheek.

 Leerboek der zonnephysica door prof. dr. W. H. Julius, voltooid door dr. M. Minnaert.

 P. Noordhoff te Groningen geeft een „Natuurkundige Bibliotheek’ uit, waarin thans een tweede deel het licht heeft gezien. Het is het werk: „Zonnephysica” door den thans overleden hoogleeraar dr. W. H. Julius. Het is een werk geworden van meer dan 300 bladz. tekst voorzien van talrijke goede illustraties. Aan het slot vindt men een lijst van de gepubliceerde verhandelingen van prof. Julius en een alfabetische naam- en zaaklijst.
 In de voorrede geeft dr. Minnaert aan op welke wijze hij kwam tot het gereedmaken van deze uitgave en welk aandeel in het ontstaan van het werk hij zelf heeft gehad.
 „Toen prof. W. H. Julius in 1923 zijn vijf-en-twintigjarig jubileum herdacht, werd door de aanwezigen algemeen de wensch uitgedrukt dat hij in een samenvattende monografie een overzicht zou geven van zijn levenswerk over te zon.
 Toen de dood hem ons ontnam, was dit leerboek in volmaakt afgewerkte vorm gereed tot blz. 154; dit eerste gedeelte is hier gepubliceerd zonder één enkele verandering. De twee bladzijden 155, 156 waren in klad aanwezig. Van het nog ontbrekende deel bestond een lijst der hoofdstukken.
 Het is mij een zeer groote eer, dat ik het boek van mijn diep betreurden leermeester heb mogen afwerken. Zooveel mogelijk is daarbij gebruik gemaakt van zijn verschillende publicaties, en van alles wat hij mij in onze dagelijksche gesprekken meedeelde. Dikwijls echter heb ik gevoeld hoezeer zijn raad, zijn inzicht mij ontbraken, bij het formuleeren van de zoo subtiele dispersietheorie der zonneverschijnselen. Het is mijn streven geweest, deze theorie zoo getrouw mogelijk weer te geven, in de omlijsting onzer algemeene kennis van de zon, hierin dus aansluitend bij het eerste gedeelte van het boek.
 Een woord van dank weze hier gericht tot prof. dr. L. S. Ornstein, die het tweede gedeelte kritisch heeft doorgelezen.”
 Aan het slot van het voorbericht brengt dr. Minnaert hulde aan de uitgevers — de Erven P. Noordhoff — „die dit werk van onzen grooten Nederlandschen zonnephysicus in onze eigen taal uitgeven en door hun ruime opvattingen mijn taak op alle wijze hebben vergemakkelijkt.”
 Men mag hopen en vertrouwen dat deze belangrijke wetenschappelijke nalatenschap van Julius en de piëteitvolle voltooiing ervan door dr. Minnaert de belangstelling zullen vinden die zij verdienen.
 Ten slotte schrijven wij een van Julius’ laatste aanteekeningen hier af.
 „....Kennis is het levenlooze materiaal waaruit door wisselwerking van twijfel en geloof de levende wetenschap maakt.”



Anzeiger für Schädlingskunde.

 Inhoud van de nieuwe aflevering vab jaargang IV. 1928. No. 1.

 Dr. W. Speyer deelt in een geïllustreerd artikel zijn ervaringen mee, opgedaan bij de bestrijding van de Groene Appelbladluis (Psylla mali Foerster) aan de Neder-Elbe. Gebleken is, dat dit bij vermenigvuldiging in groote massa zoo uiterst schadelijke insect door krachtig gemeenschappelijk optreden in korten tijd met goed gevolg kan bestreden worden.
 Over de beteekenis van den Messingkever (Niptus hololeucus Faldona) schrijft F. van Emden. In Duitschland maakt men zich over dezen, zeer zeker hoogst schadelijken kosmopoliet, die ook in ons land op vele plaatsen gemeen is, door alarmeerende berichten, o.a. in de „Germania”, zéér ongerust. Zoolang echter nog niet vaststaat, dat de kever zich in timmerhout (balken en vloeren in huizen, enz.) kan voortplanten, acht v. E. de tijd voor groote bezorgdheid nog niet gekomen.
 Dr. K. Böning bespreekt de vraag: „Is de door de Bietenbladwants (Piesma quadrata Fieb.) veroorzaakte ziekte een virus-ziekte? Ter beantwoording van die vraag acht dr. B. het zéér gewenscht, dat de volgende punten tot klaarheid komen: l. Is de steek van de wants op zichzelf pathogeen, m.a.w. kunnen wantsen, die nog nimmer met zieke suikerbietplanten in aanraking kwamen, eveneens de ziekte teweegbrengen? 2. Kunnen ook andere insecten, die zich aan zieke bietplanten gevoed hebben, de ziekte verder verspreiden? (In aanmerking komen andere Wantssoorten en geslachten, Cicaden, Luizen, Blaaspootigen, enz.). 3. Kan de ziekte kunstmatig (b.v. door sap, ooor enting, enz.) overgebracht worden? 4. Behoudt de Bietenbladwants de eenmaal verworven pathogene eigenschap gedurende haar geheele leven (óók den winter over) in onverminderde mate, of neemt ze geleidelijk (b.v bij vervelling) in kracht af? en 5. Kunnen ook andere kultuurplanten of zgn. onkruiden, die door de bewuste wants bezocht worden, door de ziekte aangetast worden? Kan eventueel uit de beantwoording dezer vragen gereddelijk de concusie getrokken worden, dat men in casu met een virus ziekte te doen heeft, dan zou een nader oderzoek aangaande de verhoudngen tusschen insect en ziekte-stof onze kennis betreffende den aard dezer ziekte ongetwijfeld verruimen.
 Enkele kleine mededeelingen besluiten de aflevering.


Oeconomische en Financieele Mededeelingen.



 Bij de Vereeniging voor den Effectenhandel te Amsterdam zijn de volgende noteeringsaanvragen binnen gekomen:
 1o. ƒ 1,000,000 6 pct. converteerbare obligatiën, leening 1928, van de Hollandsche Disconteerings Bank;
 2o. ƒ 2,000,000 4½ pct. obligatiën, leening 1928, van de gemeente Leiden;
 3o. ƒ 2,000,000 7 pct. belastingvrije eerste hypothecaire obligatiën, leening 1928, van C. J. Vogel Draht-und Kabelwerke A.G.



 Naar emittenten mededeelen, is de gisteren gehouden uitgifte van ƒ 1,500,000 gewone aandeelen der Industrieele Disconto Mij. „sterk overteekend, zoodat een belangrijke reductie zal moeten plaats vinden”.



Noord-Hollandsche Hypotheekbank en Nederlandsche Middenstands Hyp. Bank.

 Een mededeeling van den secretaris van de Ver. van Directeuren van Hypotheekbanken.

 Naar aanleiding van de mededeeling van den heer Kloppenburg dat hij aan de Vereeniging voor den Effectenhandel en aan het bestuur van de Vereeniging van Directeuren van Hypotheekbanken heeft verzocht een onderzoek in te stellen naar de gestie van de Noord-Hollandsche Hypotheekbank, deelt de secretaris van de Vereeniging van Directeuren van Hypotheekbanken thans mede, dat het reeds lang te voorzien was, dat het ook met de Noord-Hollandsche Hypotheekbank zou mis gaan, daar deze nauw gelieerd was met de groep-Woltman oprichter-directeur van deze bank was J. P. Kardoes, destijds agent der N.V. Veendammer Hypotheekbank en oprichter-commissaris was de heer J. Woltman Jr.). Een eigenlijke hypotheekbank was dit niet; het was meer een bank voor het verleenen van bouwcredieten. Ditzelfde kan men zeggen van de eveneens tot de groep Woltman behoorende Nederlandsche Mlddenstands-Hypotheekbank, welke een bank is voor tweede hypotheken, een bedrijf, dat uiteraard meer risico oplevert dan het normale hypotheekbankbedrijf. Ook van deze bank was de financieele positie reeds in 1926 van dien aard, dat de aandeelhouders werden aangeschreven, wegens zeer groote verliezen, hun aandeelen vol te storten. Door aandeelhouders werd een actie op touw gezet om een onderzoek naar de g[es]tie in te stellen, doch deze actie werd gebroken, doordat een consortium onder leiding van den heer J. Kok te Heemstede en den heer J. Woltman alle aandeelen van de ageerende aandeelhouders overnam onder verplichting dier aandeelhouders, een bedrag van ƒ 50 per aandeel te storten, waartegenover zij van hun verplichting tot volstorting werden ontheven. Nadat de meerderheid der aandeelen op die wijze in handen van het consortium was gekomen, werd het besluit tot bijstorting op de aandeelen te niet gedaan.
 Daar ook de positie van deze bank weder aanleiding zou kunnen geven tot ondermijning van het vertrouwen in pandbrieven werd het wenschelijk geacht het publiek reeds bij voorbaat te waarschuwen.



 Het bestuur van de Noord-Hollandsche Hypotheekbank te Amsterdam deelt mede, dat de directie bereids inzage van de boeken en bescheiden der bank aan de Vereeniging voor den Effectenhandel heeft aangeboden.



 De gisteren te Delft gehouden algemeene vergadering van aandeelhouders der N.V. Delftsche AardewerkfabriekDe Porceleyne Fles” heeft de balans en de winst- en verliesrekening goedgekeurd en het dividend over 1927 vastgesteld op 12 pct. (v. j. 15 pct.).



 De gisteren gehouden buitengewone algemeene vergadering van aandeelhouders der Hollandsche Disconteeringsbank te ’s-Gravenhage, waarop voor ƒ 632,000 aandeelenkapitaal vertegenwoordigd was, heeft besloten aan de directie machtiging te verleenen het maatschappelijk kapitaal ad ƒ 5 millioen geheel te plaatsen.
 De voorgestelde statutenwijzigingen werden goedgekeurd.



Landbouw mij „Bangak”.

Dividend 20 pct.

 Naar wij vernemen, heeft de raad van commissarissen der Landbouw-Maatschappij „Bangak” besloten aan ds a.s. vergadering van aandeelhouders voor te stellen het dividend over 1927 te bepalen op 20 pct. (v. j. 16 pct).



Buitenlandsche handel van Engeland.

 In Februari een invoersurplus van £ 29,947,000 en voor de eerste maanden £ 60,287,000.

 In aansluiting met de in ons Avondblad van 12 dezer gepubliceerde telegrafisch ontvangen cijfers betreffende den buitenlandschen handel van Engeland ontleenen wij aan de Times nog het volgende: Bij een vergelijking van de cijfers over Februari dient in herinnering te worden gebracht, dat de afgeloopen maand een werkdag meer telde dan Februari 1927 en een werkdag minder dan Januari j.l. De invoer bedroeg in Februari £ 98,848,374, zijnde £ 1,540,851 of 1.5 pct. minder dan in Januari, doch £ 4,990,961 of 5.3 pct. meer dan in Februari 1927.
 De invoer van kolen daalde vergeleken met een jaar geleden met £ 924,000 en die van ijzer en staal met £ 1,124,000.
 De totale uitvoer beliep £ 57,236,148, zijnde £ 2,506,585 of 4.2 pct. minder dan in Januari, doch £ 4,298,748 of 8.1 pct. meer dan een jaar geleden en de wederuitvoer bedroeg £ 11,664,889, zijnde £ 1,358,104 of 13.1 pct meer dan in Januari en £ 858,168 of 7.9 pct. meer dan in Februari 1927.
 Zonder rekening te houden met de goud- en zilverbeweging bedroeg het invoersurplus in Februari £ 29,947,000 tegen £ 30,113,000 in Februari 1927 en £ 30,340,000 in Januari j.l.
 Wat den invoer betreft vergeleken met dien van Februari 1927, zijn levensmiddelen, dranken en tabak met £ 3,499,000 gestegen en grondstoffen met £ 1,585,000. Afgewerkte producten zijn daarentegen met £ 240,000 gedaald.
 Wat den uitvoer aangaat toonen levensmiddelen, dranken en tabak een stijging van £ 707,000, grondstoffen van £ 240,000 en afgewerkte producten van £ 3,911,000. De kolenuitvoer daalde £ 830,000 in waarde en wat de hoeveelheid betreft met 165,000 ton.
 De uitvoer van ijzer en staal is met £ 300,000 gestegen en die van machineriën met £ 449,000.
 In de eerste twee maanden van dit jaar heeft de invoer £ 199,237,599 bedragen, zijnde £ 8,197,643 of 3.9 pct. minder dan in de overeenkomstige twee maanden van 1927. De uitvoer beliep £ 116,978,881, zijnde £ 8,619,633 of 7.9 pct. meer en de wederuitvoer beliep £ 21,971,674, zijnde £ 1,303,515 of 6.3 pct. meer. Voor de eerste twee maanden bedraagt het invoersurplus £ 60,287,000 tegen £ 78,408,000 een jaar geleden.