Pagina:Oud-Holland vol 058 Onbekende Meesters - Onbekende Werken.pdf/4

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Op de Tentoonstelling van Hollandsche Winterlandschappen uit de 17e eeuw van den Kunsthandel J. Goudstikker N.V. (1932) bevond zich — nr. 59 van den catalogus en in dezen gereproduceerd — een schilderij, die, indien ons geheugen en de matige reproductie waarop het moet steunen, na zoo veel jaren ons niet bedriegt, wel van denzelfden meester zou kunnen zijn ¹).

Nog een wintergezicht van een meester, van wien weliswaar een enkele, dergelijke schilderij bekend is, kunnen wij hier reproduceeren. Het is een verdienstelijke „Winter bij een Hollandsch dorpje” door Jacobus Storck (afb. 2), wiens artistieke persoonlijkheid eerst sinds kort, door het artikel van mevr. Jadwiga Vuyk ²), duidelijk voor ons staat. In dit artikel worden slechts twee andere „wintertjes” van den meester vermeld, en wel een in de collectie Semenoff, eveneens van klein formaat (21 × 36 cm, gesigneerd J. Storck) en het tweede in het Museum Boymans ³). Treffend is de gelijkenis van het witte paardje op ons schilderijtje met dat op een volgens mevr. Vuyk (vroeger) in het Rijksmuseum aanwezige schilderij ⁴) van den meester. Het tot de collectie van dr. J. A. van Dongen, Amsterdam, behoorende wintertje is een zeer aantrekkelijk schilderijtje, frisch van kleur, maar nergens bont, met een mooie lucht en tal van bijzonder verzorgde details, zooals b.v. de muur van het huis of de takken der boomen. De onvervalschte sfeer van een ouderwetschen winterdag in een Hollandsch dorpje spreekt uit het geheel, dat nog verlevendigd wordt door de bewegelijkheid der rappe figuurtjes.

Na de twee wintergezichten een zomersch landschap, en wel door den zeer zeldzamen Pieter Swart (ca. 1621—?) (afb. 3). Thieme-Becker kent slechts twéé schilderijen van hem op een veiling in Middelburg in 1796, en een gesigneerd stukje, 1896 in den kunsthandel te Nijmegen en 1937 op de veiling Hidde Nijland (cat. nr. 387 als onbekende meester). Laatstgenoemde schilderij is de hier gereproduceerde. Zij is niet in de meest strikte beteekenis van het woord een ineditum, aangezien zij ook in het — niet tot de meest gelukte kunsthistorische publicaties behoorende — werk van Broulhiet over Hobbema ⁵) is weergegeven. Inderdaad zou een oneerlijke bezitter misschien aan de verleiding geen weerstand hebben geboden, om dit betrekkelijk groote paneel een beetje „in de richting van Hobbema bij te werken”. Dit eigen-


¹) Op 3 December 1940 bij Hans W. Lange te Berlijn geveild (No. 87). Slechts in verwijderd verband met ons onderwerp, maar omdat het toch de toeschrijving van twee tot nu toe niet aan een bepaalden meester toegewezen stukken op dezelfde tentoonstelling betreft, moge er hier op worden gewezen, dat de twee als eveneens „onbekende meester” gerubriceerde winterlandschappen no. 62 en 64 van den catalogus in zeer nauwen samenhang met Jan Peter van Bredael (1654—1745) staan, en wel met het wintergezicht, dat de Akademie der Bildenden Künste te Weenen bezit. Reeds een vergelijking der reproducties in den Goudstikker-catalogus en in dien van de Akademie der Bildenden Künste (Inv. nr. 366, reprod. no. 170) toont dit o.i. overtuigend aan.

²) Oud Holland 1935, blz. 121 e.v.

³) In den catalogus van 1937 van dit Museum wordt slechts een A. Storck geteekend doek (79 × 89.5 cm; no. 433 van den catalogus) vermeld. Volledigheidshalve worde hier nog de aandacht gevestigd op een „Kasteel aan een rivier in Holland” door Jacobus Storck in de Wallace Collection (catalogus no. 208, reproductie in het afbeeldingsgedeelte blz. 181), dat nòch mevr. Vuyk, nòch de heeren dres. Bredius en Hofstede de Groot in hun aanteekeningen — opgenomen in het stukje van mevr. Vuyk — noemen, en op het rivierlandschap vermeld bij Admiral Sir Lionel Preston, K. C. B., Sea and River Painters of the Netherlands in the Seventeenth Century, blz. 68, reprod. No. 109.

⁴) Noch in den catalogus van 1920 noch in dien van 1934 opgenomen.

⁵) No. 505. Tekst blz. 443; afb. blz. 352.

6
41